chap 3 bron E

Salut!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Salut!

Slide 1 - Tekstslide

wat was het huiswerk?
leren voc a/b/gram c/ phrases clés D

en ligne af t/m phrases clés D chap 3

Slide 2 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire?
Lesdoel:
Herhaling Futur proche/simple
chapitre 3 bron E maken( regarder)

Slide 3 - Tekstslide

Bron C: le futur proche et le futur simple
Le futur proche: toekomende tijd, iets gaat op korte termijn gebeuren (= toekomst van vandaag)

VORM VAN ALLER + HEEL WERKWOORD
BV: Cet après-midi, je vais faire mes devoirs
Vanmiddag ga ik mijn huiswerk maken

Slide 4 - Tekstslide

Bron C: le futur proche et le futur simple
Le futur simple: toekomende tijd (= na de dag van vandaag)

ww op -er/-ir: HEEL WERKWOORD + UITGANGEN AVOIR
ww op -re: HEEL WERKWOORD, DE LAATSTE -E VERVALT + UITGANGEN AVOIR

Je travaillerai               ik zal werken
Tu travailleras             jij zult werken
Il/elle/on travaillera   hij/zij/men zal werken
Nous travaillerons    wij zullen werken 
Vous travaillerez       jullie zullen werken/ u zult werken
ils/elles travaillont    zij zullen werken 


Slide 5 - Tekstslide

Bron C: le futur proche et le futur simple
UITZONDERING OP DE STAM VAN DE FUTUR SIMPLE:                     
être                 ser + uitgang
avoir                 aur + uitgang
faire                  fer  + uitgang
aller                   ir     + uitgang
pouvoir           pourr + uitgang



Slide 6 - Tekstslide

Hoe maak je le futur proche?

Slide 7 - Open vraag

le futur proche = nabije toekomende tijd

Als je in het Frans wilt zeggen dat iets nog moet gebeuren, gebruik je een vorm van het werkwoord 'aller' (gaan), gevolgd door een heel werkwoord. Dus:
Futur proche = vorm van gaan + heel werkwoord (= infinitif)
Vb. jij gaat eten
Hij gaat leren

Slide 8 - Tekstslide

Le futur simple
Je + infinitief + ai                                    On écrit le verbe habiter au 
Tu + infinitief + as                                   futur
Il/elle/on + infinitief + a                       J'habiterai...
Nous + infinitief + ons
Vous + infinitief + ez
Ils/elles + infinitief + ont

Slide 9 - Tekstslide

Je

Tu

Il/elle/on

Nous

Vous

Ils/Elles

vais
vas
va
allons
allez
vont

Slide 10 - Sleepvraag

Zet het ww in de futur simple
Dans deux ans, je joue dans mon premier film.

Slide 11 - Open vraag

Zet het werkwoord in de futur simple
Mes collègues et moi, nous donnons des interviews partout.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat betekent:

Sais-tu tout sur la francophonie? Fais le quiz
et découvre! 

Slide 14 - Tekstslide

En ligne:
Chapitre 3 Bron E regarder af maken
Leren voc E

Slide 15 - Tekstslide