Formuleren - les 4

Welkom!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • Terugblik: verwijzen
  • Creatief schrijven
  • Schrijflab.nl

Slide 2 - Tekstslide

Formuleren
Benodigdheden
  • boekje
  • schrift
  • pen

Slide 3 - Tekstslide

Verwijzen

Slide 4 - Tekstslide

Lastige gevallen
Onzijdige woorden zijn het-woorden. Verwijs naar onzijdige woorden met het en zijn

Namen van landen, provincies, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn het-woorden:
Naarden (o) is blij met zijn vestingwerken, die tot de mooiste van Nederland behoren.

Slide 5 - Tekstslide

Lastige gevallen
Mannelijke woorden zijn de-woorden. Verwijs naar mannelijke woorden met hij, hem en zijn.

Mijn klassieke radio (m) deed het niet meer, maar gelukkig kon hij gerepareerd worden.

Slide 6 - Tekstslide

Lastige gevallen
Ook vrouwelijke woorden zijn ook de-woorden. Verwijs naar vrouwelijke woorden met zij, ze en haar:

De wijkvereniging (v) vroeg haar leden toestemming voor een kleine contributieverhoging..

Slide 7 - Tekstslide

Mannelijk of vrouwelijk??
Aan sommige woorden kun je zien dat ze vrouwelijk zijn (personen en dieren): de stewardess, de wolvin

De-woorden op de volgende uitgangen zijn vrouwelijk:
-heid (minderheid)        -ing (beweging)                      -te (gewoonte)
-ij (tovenarij)                     -theek (bibliotheek)              -uur (natuur)
-nis (geschiedenis)       -schap (vriendschap)           -de (waarde)
-iek (politiek)                    -teit (universiteit)                   -st (komst)
-ie (politie)

















Slide 8 - Tekstslide

Veel voorkomende fouten
->dat, wat :
* Het leukste dat ik gedaan heb. ->  het leukste wat

WAT -> datgene/dat, onbepaald voornaamwoord (alles/iets), 
               overtreffende trap, hele zin
DAT ->  zelfstandig naamwoord (het-woorden)


Slide 9 - Tekstslide

Veel voorkomende fouten
-> hen, hun
*De leraar geeft hen de cijfers voor hun betoog.  ->   geeft hun

HUN -> bezittelijk voornaamwoord (hun huis, hun boeken)
           -> meewerkend voorwerp ZONDER voorzetsel 
                 (geeft hun de cijfers)
HEN -> na een voorzetsel (geeft de cijfers aan hen)
           -> lijdend voorwerp (ik heb hen gezien)


Slide 10 - Tekstslide

Veel voorkomende fouten
->waarnaar, naar wie, waarover, over wie, etc.
* Bij Nederlands mag je zelf een leerling kiezen waarnaast je wil zitten.                   ->  naast wie

Bij mensen :  vz + WIE  (van wie, over wie, voor wie, ...)
Bij dieren/dingen:  WAAR + vz    (waarvan, waarover, waarvoor,...)


Slide 11 - Tekstslide

1.2 Verwijzen
Maken opdracht 7


Slide 12 - Tekstslide

Creatieve schrijfopdracht

Slide 13 - Tekstslide

5 minuten schrijfopdracht

Het is 2050. Je kunt het verschil tussen robots en mensen bijna niet meer zien. 

Jij denkt dat je docent een robot is, maar je weet het  niet zeker. Hoe ga jij erachter komen of het inderdaad zo is? 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Dystopie Schrijflab.nl
Waarnemen: 
Kijk eens goed om je heen, op school, in je leven, en bedenk: welk  onaangenaam verschijnsel valt mij op, welke ontwikkeling zie ik die mij niet bevalt?
Focussen: 
Nu ga je zelf aan de slag. Kies een jaartal in de toekomst waarin jouw dystopie zich gaat afspelen. Dit kan de titel zijn van je verhaal.  +  websites bekijken  + Verbind een klein aantal elementen uit bovengenoemd mini-onderzoek aan het verschijnsel dat je hebt gekozen.
Lezen:
'Hoe fictie de wetenschap beïnvloedt' 
Brainstorm:
Noteer zoveel mogelijk situaties, jaartallen, personages, ...

Slide 20 - Tekstslide

Otis
Er moet iets ergs gebeurd zijn, wat ervoor gezorgd heeft dat de moeder en vader van Otis uit elkaar zijn gegaan en dat de moeder er zelfs niets over wil zeggen.
  
-Bedenk eens iets ergs dat de vader gedaan zou kunnen hebben.
-Bedenk eens iets ergs dat de moeder gedaan zou kunnen hebben.
-Welke van de twee vind je het meest waarschijnlijk en waarom?

Slide 21 - Tekstslide

Otis
Je merkt al gauw dat Otis graag bij Desi is. 

Welke verschillende redenen kun je daarvoor geven?

Slide 22 - Tekstslide