Formuleren - les 3

Welkom!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • Formuleren: verwijzen
  • Keuze maken schrijfopdracht
  • Schrijflab.nl

Slide 2 - Tekstslide

Formuleren
Benodigdheden
  • boekje
  • schrift
  • pen

Slide 3 - Tekstslide

Verwijzen
Met een verwijswoord wijs je terug naar een of meer woorden die eerder genoemd zijn, het antecedent. Vaak is dit antecedent de kern van een zinsdeel. Als je verwijst, houd je rekening met het geslacht en het getal van de kern.

Als het antecedent niet één woord is, maar een woordgroep (bijvoorbeeld een zinsdeel), zoek dan de kern van die woordgroep.

Slide 4 - Tekstslide

Verwijzen

Slide 5 - Tekstslide

Lastige gevallen
Onzijdige woorden zijn het-woorden. Verwijs naar onzijdige woorden met het en zijn

Namen van landen, provincies, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn het-woorden:
Naarden (o) is blij met zijn vestingwerken, die tot de mooiste van Nederland behoren.

Slide 6 - Tekstslide

Lastige gevallen
Mannelijke woorden zijn de-woorden. Verwijs naar mannelijke woorden met hij, hem en zijn.

Mijn klassieke radio (m) deed het niet meer, maar gelukkig kon hij gerepareerd worden.

Slide 7 - Tekstslide

Lastige gevallen
Ook vrouwelijke woorden zijn ook de-woorden. Verwijs naar vrouwelijke woorden met zij, ze en haar:

De wijkvereniging (v) vroeg haar leden toestemming voor een kleine contributieverhoging..

Slide 8 - Tekstslide

Mannelijk of vrouwelijk??
Aan sommige woorden kun je zien dat ze vrouwelijk zijn (personen en dieren): de stewardess, de wolvin

De-woorden op de volgende uitgangen zijn vrouwelijk:
-heid (minderheid)        -ing (beweging)                      -te (gewoonte)
-ij (tovenarij)                     -theek (bibliotheek)              -uur (natuur)
-nis (geschiedenis)       -schap (vriendschap)           -de (waarde)
-iek (politiek)                    -teit (universiteit)                   -st (komst)
-ie (politie)

















Slide 9 - Tekstslide

Veel voorkomende fouten
->dat, wat :
* Het leukste dat ik gedaan heb. ->  het leukste wat

WAT -> datgene/dat, onbepaald voornaamwoord (alles/iets), 
               overtreffende trap, hele zin
DAT ->  zelfstandig naamwoord (het-woorden)


Slide 10 - Tekstslide

Veel voorkomende fouten
-> hen, hun
*De leraar geeft hen de cijfers voor hun betoog.  ->   geeft hun

HUN -> bezittelijk voornaamwoord (hun huis, hun boeken)
           -> meewerkend voorwerp ZONDER voorzetsel 
                 (geeft hun de cijfers)
HEN -> na een voorzetsel (geeft de cijfers aan hen)
           -> lijdend voorwerp (ik heb hen gezien)


Slide 11 - Tekstslide

Veel voorkomende fouten
->waarnaar, naar wie, waarover, over wie, etc.
* Bij Nederlands mag je zelf een leerling kiezen waarnaast je wil zitten.                   ->  naast wie

Bij mensen :  vz + WIE  (van wie, over wie, voor wie, ...)
Bij dieren/dingen:  WAAR + vz    (waarvan, waarover, waarvoor,...)


Slide 12 - Tekstslide

oefenen

Slide 13 - Tekstslide

Het groepje jongens ... daar staat, ken ik niet.
A
dat
B
wat
C
die

Slide 14 - Quizvraag

Dit plaatje komt uit een boek ... ik vorige maand gelezen heb.
A
dat
B
wat
C
die

Slide 15 - Quizvraag

De schrijver ... ik je onlangs vertelde, heeft een prijs gewonnen.
A
waarover
B
over wie

Slide 16 - Quizvraag

De wijkvereniging vroeg ... leden om toestemming.
A
haar
B
zijn
C
hun

Slide 17 - Quizvraag

1.2 Verwijzen
Maken opdracht 4


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Maak je keuze...

Slide 24 - Poll

Geef je voorkeur aan...
SAMEN
ALLEEN

Slide 25 - Poll

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Otis
Er moet iets ergs gebeurd zijn, wat ervoor gezorgd heeft dat de moeder en vader van Otis uit elkaar zijn gegaan en dat de moeder er zelfs niets over wil zeggen.
  
-Bedenk eens iets ergs dat de vader gedaan zou kunnen hebben.
-Bedenk eens iets ergs dat de moeder gedaan zou kunnen hebben.
-Welke van de twee vind je het meest waarschijnlijk en waarom?

Slide 28 - Tekstslide

Otis
Je merkt al gauw dat Otis graag bij Desi is. 

Welke verschillende redenen kun je daarvoor geven?

Slide 29 - Tekstslide