Fictie 3.1

H3 Op hoge poten
Lezen 3.1 Fictie
Boek B blz. 9


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H3 Op hoge poten
Lezen 3.1 Fictie
Boek B blz. 9


Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kent de verschillende soorten vertelstandpunt;
- Je kunt het vertelstandpunt van een verhaal bepalen;
- Je kunt het verschil tussen chronologisch en niet- 
   chronologisch vertellen.

Slide 2 - Tekstslide

Vertelstandpunt =
Een schrijver kiest:
een perspectief van waaruit hij het verhaal vertelt.
vanuit welk personage hij de gebeurtenissen laat zien.
Drie vertelstandpunten:
  • Ik-figuur (eerste persoon)
  • Hij-/zij-figuur (derde persoon 
  • Meerdere vertellers (Wisselend perspectief)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide


A
Vertelstandpunt eerste persoon
B
Vertelstandpunt derde persoon
C
Wisselend perspectief

Slide 6 - Quizvraag


A
Vertelstandpunt eerste persoon
B
Vertelstandpunt derde persoon
C
Wisselend perspectief

Slide 7 - Quizvraag


A
Vertelstandpunt eerste persoon
B
Vertelstandpunt derde persoon
C
Wisselend perspectief

Slide 8 - Quizvraag


A
Vertelstandpunt eerste persoon
B
Vertelstandpunt derde persoon
C
Wisselend perspectief

Slide 9 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak van par. 3.1 Fictie Boek B
opdracht 2 t/m 5  blz 9

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide


Chronologische volgorde
&
Niet-chronologische volgorde

Slide 12 - Tekstslide

Tijdsperspectief
chronologisch:


niet chronologisch

Het kan met de gebeurtenissen mee worden verteld


Het kan achteraf worden verteld. De verteller kent de afloop al en kan vooruitlopen op de gebeurtenissen ()
Hij kan heen en weer gaan tussen heden en verleden.

Slide 13 - Tekstslide

Een schrijver vertelt met de gebeurtenissen mee.
A
Chronologisch
B
Niet- chronologisch

Slide 14 - Quizvraag

Je kunt nu:
- de drie verschillende soorten vertelstandpunten;
- Je kunt het verstelstandpunt van een verhaal bepalen;
- Je kunt het verschil tussen chronologisch en niet-
    chronologisch vertellen.

Slide 15 - Tekstslide