chapitre 2 grammaire ABC 4 havo

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

4H Frans - grammaire chapitre 2

• grammaire A: bijwoord
• grammaire B: onregelmatige ww pouvoir, décrire en servir in de présent, passé composé en  imparfait
• Grammaire C: imparfait of passé composé?

Grammaire A

Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?

1. een werkwoord
2. een bijwoord
3. een zelfstandig naamwoord
4. de hele zin

Waar zegt een bijwoord iets over?

1. een werkwoord
2. een bijvoeglijk naamwoord
3. een zelfstandig naamwoord
4. de hele zin

Wat plak je achter een bijvoeglijk naamwoord om er een bijwoord van te maken?

Maak een bijwoord van: poli

Maak een bijwoord van: correct

Maak een bijwoord van: sportif

Maak een bijwoord van: bon

Maak een bijwoord van: récent

Kies de juiste vorm. Serge Gainsbourg chante (beter)

1. meilleur
2. mieux

Kies de juiste vorm. (gelukkig) sa musique est populaire

1. heureux
2. heureuse
3. heureuxment
4. heureusement

Kies de juiste vorm. C'est un plat (typisch) Frans.

1. typique
2. typiquement

Kies de juiste vorm: C'est un (goede) chanteur.

1. bon
2. bonne
3. bien

Lastig?

• Leer grammaire A uit chapitre 2.
• Oefen via Slim Stampen

Grammaire B

Vervoeg: il (pouvoir, présent)

Vervoeg: ma famille (partir, passé composé)

Vervoeg: nous (sentir, imparfait)

Vervoeg: tu (décrire, présent)

Vervoeg: vous (dormir, imparfait)

Vervoeg: ils (mentir, présent)

Grammaire B oefenen?

Slim Stampen B

Grammaire C p75

le passé composé et l'imparfait

Le passé composé

Gebeurtenis uit het verleden wat iemand heeft gedaan

Hier, je suis allé à Rotterdam avec mes amis

D'abord nous avons fait du shopping

Puis nous avons mangé une pizza

Geeft antwoord op de vraag: en toen?

Gaat om een afgesloten gebeurtenis

Imparfait

Beschrijft hoe het in het verleden was 

Toestand/beschrijving --> Ce jour-là, il pleuvait très fort

gewoonte/feit --> Avant je faisais du basket le lundi et le jeudi

handeling dat aan de gang is --> Aline préparait le dîner, pendant que Jean nettoyait la maison

passé composé

• Geeft antwoord op de vraag ''En toen?''
• Tijdsaanduiding
• Afgesloten gebeurtenis/handeling; begin en eind zijn duidelijk
• Film

imparfait

• Vertelt hoe het in het verleden was
• Toestand/beschrijving
• gewoonte/feit
• Handeling die aan de gang is (zitten te, bezig zijn te ..)
• Foto

Différences entre le passé composé et l'imparfait

passé composé

• puis
• alors
• ensuite
• après
• tout à coup
• soudain

imparfait

• souvent
• toujours
• quelquefois
• autrefois
• avant
• depuis
• d'habitude

Aanwijzingen voor p.c of imparfait

Een gewoonte

Een beschrijving

Een handeling van onbepaalde duur

Je me levais toujours à 7h.

Nous regardions un film à la télé.

La rue était vide, 

il faisait chaud.

Moet je hier de passé composé of de imparfait gebruiken?
"Toen hij klein was, fietste hij iedere dag naar school."
Quand il _____ petit, il _____ tous les jours en vélo à l'école"

1. imparfait
2. passé composé

Grammaire C oefenen?

Slim Stampen C