Veiligheid binnen een facilitaire organisatie

Veiligheid binnen een facilitaire organisatie 







Brede Opleiding medewerker facilitaire dienstverlening 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Facilitaire dienstverleningBeroepsopleiding

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Veiligheid binnen een facilitaire organisatie 







Brede Opleiding medewerker facilitaire dienstverlening 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie is door de Arbowet verplicht om de risico’s binnen een bedrijf in kaart te brengen door middel van een “inventarisatie en evaluatie (RI&E)”?
A
De werkgever.
B
De werknemers.
C
De arbeidsinspecteur.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld van een risicobron is mentaliteit en gedrag?
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Er zijn op het werk verschillende risicobronnen aanwezig:
1. Soort werk.
2. De werkplek.
3. Kennis en bekwaamheid medewerkers.
4. Mentaliteit en gedrag.
5. Welzijn van de medewerker.
6. Middelen waarmee gewerkt wordt.
Veiligheid is het bewust nemen van aanvaardbare risico’s. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat past het beste bij een incident?
A
Een incident is een ongeval zonder schade of letsel.
B
Een incident is een ongeval met of zonder schade of letsel.
C
Een incident is een ongeval met schade.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Moet een incident gemeld worden?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Alle incidenten moeten gemeld worden bij je leidinggevende. Ook de incidenten zonder schade of letsel.
Geef de beste volgorde aan van het wegnemen van directe oorzaken van risico’s. (sorteer van A tot F )
1e
2e
3e
4e
5e
6e
Collectieve
Beschermings
middelen
Blootstelling verminderen
Vermijden
Bestrijden van de bron
Vervangen
Persoonlijke beschermings middelen

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent dit bord?
A
Verzamelplaats.
B
Nooduitgang.
C
EHBO.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent dit bord?
A
Verzamelplaats.
B
Vluchtweg.
C
Uitgang.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door menselijk falen ontstaan ongeveer 80% van de ongelukken. Wat zijn goede preventieve maatregelen om menselijk falen te voorkomen?
Meerdere antwoorden mogelijk!
A
Een goede planner.
B
PBM’s gebruiken.
C
Goede werkinstructies.
D
Voldoende toezicht.

Slide 10 - Quizvraag

Dominosteen 2 van de ongevallen theorie van Lateiner is menselijk falen. Preventieve maatregelen:
Goede planning.
Duidelijke werkinstructies.
Voldoende opleiding.
Voldoende ervaring.
Voldoende toezicht.
Je moet werk uitvoeren met bepaalde risico’s. Je slikt medicijnen die bijwerkingen kunnen hebben. Wat moet je doen?
A
Melden bij de bedrijfsarts.
B
Melden bij de leidinggevende.
C
Melden bij de directeur.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je werkt als medewerker facilitaire dienstverlener samen met een collega. Hij wordt ineens onwel en gaat op de grond liggen. Wat kun je het beste doen?
A
Direct naar de collega toe gaan.
B
Naar de EHBO post rennen.
C
Met de reddingslijn de collega eruit proberen te trekken.

Slide 12 - Quizvraag

Als er een reddingslijn aan je collega vastzit kun je proberen om je collega naar je toe te trekken. Lukt dit niet dan moet je in contact komen met hulp. Ga zelf niet naar binnen!
Door de valbeveiliging kun je het werk niet goed uitvoeren. Wat moet je doen?
A
De valbeveiliging tijdelijk loskoppelen, zolang je zelf vindt dat het veilig is.
B
De valbeveiliging laten zitten en langer over je werk doen.
C
Melden bij de leidinggevende, zodat de technische dienst de beveiliging kan verwijderen.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor ontstaat er menselijk falen?
A
Niet weten, niet kunnen, niet willen.
B
Niet weten, niet kunnen, niet mogen.
C
Niet doen, niet kunnen, niet willen.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een machine maakt veel lawaai. Wat is de beste oplossing?
A
De machine vervangen voor een machine die minder lawaai maakt.
B
De machine met materiaal isoleren tegen het geluid.
C
PBM’s gebruiken, zoals oorkappen.
D
Korter bij de machine werken.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een werknemer een slechte privé situatie heeft, kan dit de kans op ongelukken vergroten?
A
Ja.
B
Nee.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent dit bord?
A
Verzamelplaats.
B
Nooduitgang.
C
EHBO.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belangrijkste gevaar van een vorkheftruck?
A
De vorkheftruck kan iemand aanrijden.
B
Het contragewicht van de vorkheftruck kan eraf vallen.
C
De vorkheftruck kan kantelen.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je rijdt met een vorkheftruck een collega aan. De collega valt en blijft op de grond liggen. Wat moet je doen?
A
De leidinggevende bellen.
B
De collega op de grond aanspreken en helpen.
C
De noodhulp alarmeren.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan helpen om ongevallen te voorkomen? Er kunnen meerdere antwoord goed zijn.
A
Een goede planning.
B
Betere kwaliteit van middelen waarmee gewerkt wordt.
C
Niet werken na 17:00.
D
Voldoende opleiding en ervaring voor de werkzaamheden.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie mag na een noodsituatie de situatie beëindigen?
A
De leidinggevende.
B
De gemachtigde persoon volgens het bedrijfsnoodplan.
C
De directeur.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je bent aan het werk in een omgeving met veel lawaai. Je twijfelt of je het alarm hoort afgaan. Wat kun je het beste doen?
A
Naar de verzamelplaats gaan.
B
Een collega bellen.
C
Wachten totdat je het alarm goed kunt horen.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de belangrijkste oorzaak van een ongeval?
A
Menselijk falen.
B
Slechte privé omstandigheden.
C
Te weinig slaap.
D
Slechte werkomstandigheden.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jij bent facilitair medewerker en BHV'er. Welke ongevallen moeten gemeld worden?
A
Bijna-ongevallen.
B
Ongevallen met letsel.
C
Ongevallen met ernstig letsel
D
Alle ongevallen.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet een collega onveilig werken. Wat kun je het beste doen?
A
Het is de eigen verantwoordelijkheid van de collega. Je doet niks.
B
Een leidinggevende erbij halen
C
De collega aanspreken op het onveilig werken.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies