4/4 WS H2 stijlfiguren hyperbool, eufemisme, understatement 3h1

Woordenschat
H1 en H2
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
H1 en H2

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Korte activiteit
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Kritisch kijken - formuleren 
Om het leuk voor iedereen te houden:
  • geef iedereen de kans om het te zien
  • niet door de klas roepen
  • zelf nadenken en jouw opschrijven op een blaadje / in je schrift

Slide 3 - Tekstslide

Kritisch kijken
Wat is er verkeerd op dit plaatje? 
Er zijn er 20 dingen. Hoeveel zie jij er?
Noteer ze op een papiertje.
Niet door de klas roepen of overleggen!

timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel heb jij er gevonden?
020

Slide 5 - Poll

Antwoorden
1. Cijfers klok omgekeerd. 2. Dag en nacht in de ramen. 3. Geen jaar in de kalender. 4. Kalenderweek begint met woensdag. 5. Junie heeft 30 dagen. 6. Het gat van de wasbak is gevuld met voorraad. 7. Boeken in het gootsteenkastje. 8. Boeken en schoonmaakmiddelen/drinken samen in een kastje. 9. Bezems in de koelkast. 10. Een koelkast heeft geen sleutel. 11. Handvat gootsteenkastje zit binnenin. 12. Geen handvatten op de andere kastjes. 13. Stoel mist een wiel. 14. Mans broekspijp is opgerold. 15. Man heeft een schoen en slipper aan. 16. vrouw heeft verschillende mouwen. 17. De stofzuiger heeft geen snoer/elektriciteit. 18. Wortels groeien in de aarde. 19. gordijnen hangen buiten het raam. 20.Het meisje dat schoonmaakt, wordt niet geholpen door die jongen zit!


Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel had jij er goed?
020

Slide 7 - Poll

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:

  • weet je weer wat de stijlfiguren herhaling, tegenstelling en opsomming inhouden
  • weet je wat de stijlfiguren hyperbool, eufemisme, understatement inhouden
  • kan je de stijlfiguren hyperbool, eufemisme, understatement herkennen en benoemen
  • heb je geoefend met de stijlfiguren hyperbool, eufemisme, understatement

Slide 8 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je
van de vorige les onthouden hebt.

Slide 9 - Woordweb

Stijlfiguren
  • Maken een tekst of verhaal aantrekkelijker
  • Gebruik je om iets te benadrukken
Lichter
Zwaarder
Extra

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Veel eufemismen veranderen in de loop van de tijd, omdat de eerder bedachte eufemismen door veelvuldig gebruik zelf taboewoorden worden.

a poetsvrouw – werkster – schoonmaakster – huishoudelijke hulp – interieurverzorgster

Bedenk een volgend eufemisme.

Slide 12 - Open vraag

Veel eufemismen veranderen in de loop van de tijd, omdat de eerder bedachte eufemismen door veelvuldig gebruik zelf taboewoorden worden.

b allochtoon – medelander – nieuwe Nederlander – inwoner met een migratieachtergrond

Bedenk een volgend eufemisme.

Slide 13 - Open vraag

Bedenk twee ander soortgelijke reeksen. Denk bijvoorbeeld aan beroepen, huizen voor ouderen of psychiatrische inrichtingen.

Slide 14 - Open vraag

Herhaling H1

herhaling,
tegenstelling,
opsomming

Slide 15 - Tekstslide

Herhaling
Een woord of woordgroep wordt herhaald
Nooit, maar dan ook nooit, zal ik jou begrijpen.

"Nee, nee, nee", zei moeder boos.

Slide 16 - Tekstslide

Tegenstelling
Woorden, zinnen of tekstgedeelten zijn tegengesteld
Op het feest was veel te doen voor groot en klein.

In het donker is geen lichtpunt

Slide 17 - Tekstslide

Opsomming
Opsomming van namen, feiten of andere dingen

Er zijn 3 bijzondere gevallen:
  1.  de drieslag
  2.  de climax
  3.  de omgekeerde climax

Slide 18 - Tekstslide

De drieslag
Opsomming van 3 woorden, 3 zinsdelen of 3 zinnen
Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed.

Ik kwam, ik zag, ik overwon.

Slide 19 - Tekstslide

De  climax
Steeds sterker wordende reeks woorden
Twee, zes, twintig, honderd mensen kwamen naar het feest toe.

Multatuli schreef in de ‘Max Havelaar’:
Want aan U draag ik mijn boek op, Willem de Derde, Koning, Groothertog, Prins… meer dan Prins, Groothertog en Koning… Keizer van het prachtige rijk van Insulinde dat zich slingert om de evenaar, als een gordel van smaragd…

Slide 20 - Tekstslide

De omgekeerde climax / anticlimax
Steeds zwakker wordende reeks woorden
Hij is wereldberoemd, nou ja… in Nederland, eh in Zaltbommel dan. Ik bedoel: daar hebben ze van hem gehoord.

Slide 21 - Tekstslide

Joris was blij, nee, opgetogen, zelfs uitzinnig van vreugde met het cadeau.
A
Tegenstelling
B
Omgekeerde climax
C
Climax
D
Herhaling

Slide 22 - Quizvraag


H2

hyperbool, eufemisme, understatement

Slide 23 - Tekstslide

In het kort
Een hyperbool is een sterke overdrijving.

Een eufemisme verzacht de werkelijkheid bij vervelende situaties.

Een afzwakking. Iets minder erg laten lijken dan het is. Vaak is dit grappig bedoeld

Slide 24 - Tekstslide

Werk voor de deze les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in stilte en je mag niet praten of overleggen en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in stilte lezen of werken aan een ander vak

Blz. 56/59, opdracht 4 t/m 6
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!
Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!

Slide 25 - Tekstslide

Hyperbool
Een hyperbool is een sterke overdrijving.
We hebben ons kapot gelachen.

Zijn ogen vielen uit zijn kassen toen hij zag dat iemand zijn auto had gestolen.

Slide 26 - Tekstslide

Eufemisme
Een eufemisme verzacht de werkelijkheid bij vervelende situaties.
Hij gaat creatief om met de waarheid.
Onze hond is gisteren heengegaan. 


Slide 27 - Tekstslide

Understatement
Een afzwakking. Iets minder erg laten lijken dan het is. Vaak is dit grappig bedoeld
Messi kan wel een aardig balletje trappen.

Met de hoofdprijs heeft hij een aardig centje gewonnen.

Slide 28 - Tekstslide

De dierenarts heeft het arme dier moeten laten inslapen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 29 - Quizvraag

Dat heb ik je al honderd keer gezegd!

A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 30 - Quizvraag

Hij is werkzoekende
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 31 - Quizvraag

Vandaag hebben we het Witte Huis gezien, best een leuk stulpje.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 32 - Quizvraag

Zij lagen bij het zwembad te sterven van verveling.

A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 33 - Quizvraag

Hij is niet erg slim.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 34 - Quizvraag

Een miljoen is een leuk zakcentje.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 35 - Quizvraag

Werk voor de deze les + huiswerk: 

Blz. 56/59, opdracht 4 t/m 6
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
10:00

Slide 36 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
weet je weer wat de stijlfiguren herhaling, tegenstelling en opsomming inhouden
weet je wat de stijlfiguren hyperbool, eufemisme, understatement inhouden
kan je de stijlfiguren hyperbool, eufemisme, understatement herkennen en benoemen
heb je geoefend met de stijlfiguren hyperbool, eufemisme, understatement

Slide 37 - Tekstslide

Ik wee wat de stijlfiguren herhaling, tegenstelling en opsomming inhouden en kan deze stijlfiguren herkennen en benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Ik wee wat de stijlfiguren hyperbool, eufemisme, understatement inhouden en kan deze stijlfiguren herkennen en benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 40 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 41 - Open vraag