Rekenen klas 2 Metriekstelsel

Rekenen
Metriekstelsel
Klas 2

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Rekenen
Metriekstelsel
Klas 2

Slide 1 - Tekstslide

m^2 = ca
Trap: gewicht eenheden

Slide 2 - Tekstslide

Eenheden van tijd

Slide 3 - Tekstslide

Zoek de 6 verschillen in deze foto
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 1:
Eenheden van lengte

4800 m = .......... km
timer
2:00
A
6,5 km
B
5,4 m
C
4,8 km
D
8200 km

Slide 5 - Quizvraag

Vraag 2:
Eenheden van lengte

1,5 m = 0,75 m = ........ cm
timer
2:00
A
2,25 cm
B
22,5 cm
C
225 cm
D
2250 cm

Slide 6 - Quizvraag

Vraag 3:
Eenheden van lengte

1,75 m + 5,5 dm = ........ m
timer
2:00
A
2,30 m
B
23,0 m
C
230 m
D
67 m

Slide 7 - Quizvraag

Vraag 4: Eenheden van lengte.
Het potlood van Jan is 11 cm lang. Het past 9 keer in de lengte van zijn tafel. Hoe lang is haar tafel ongeveer?
timer
2:00
A
100 m
B
10 m
C
11 cm
D
1 m

Slide 8 - Quizvraag

Vraag 5: Eenheden van lengte.
Op een rol zit 10 m ijzerdraad. Mark heeft 8 dm afgeknipt. Hoeveel centimeter ijzerdraad zit er nu op de rol?
timer
2:30
A
0,2 cm
B
920 cm
C
200 cm
D
1000 cm

Slide 9 - Quizvraag

Vraag 6: Eenheden van oppervlakte

0,5 ha = ................ ca
timer
3:00
A
0,5 ca
B
500 ca
C
50 ca
D
5000 ca

Slide 10 - Quizvraag

Vraag 7: Eenheden van inhoud

Mary schenkt 15 glanzen met vruchtensap in. In een glas gaat 200 mL. Hoeveel liter vruchtensap heeft Mary ingeschonken?
timer
3:00
A
1 zwembad
B
500 mL
C
3 liter
D
5 liter

Slide 11 - Quizvraag

Vraag 8: Eenheden van gewicht

Hoeveel gram is 1 kilogram?
timer
1:00
A
10 g
B
100 g
C
1000 g
D
10 000 g

Slide 12 - Quizvraag

Vraag 9: Eenheden van gewicht

Wat is de afkorting van milligram?
timer
0:30
A
mG
B
mg
C
gM
D
GM

Slide 13 - Quizvraag

Vraag 10: Eenheden van gewicht

Wat weegt meer?
timer
1:00
A
1 kg
B
1001 mg
C
500 g
D
2000 g

Slide 14 - Quizvraag

Vraag 11: Eenheden van gewicht

Een leerling zegt: “1000 mg is hetzelfde als 1 kg.”
Wat klopt er niet aan deze uitspraak?
timer
3:00
A
Het moet 1000 g zijn
B
Het moet 10 g zijn
C
Het moet 0,1 kg zijn
D
Alles klopt

Slide 15 - Quizvraag

Wat heb je bij de les geleerd?

Slide 16 - Open vraag