Toetsweek begrijpend lezen les 6: oefenen met tekst

Nederlands
Toetsweek: begrijpend lezen
Les 6: oefenen met een tekst
VWO 2
 P3 2019-2020
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Toetsweek: begrijpend lezen
Les 6: oefenen met een tekst
VWO 2
 P3 2019-2020

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les...
heb je geoefend met signaalwoorden en verbanden.

Slide 2 - Tekstslide

vandaag ga je...
alle onderdelen oefenen met tekst.

Slide 3 - Tekstslide

lees tekst 8 van je boek Op Niveau grondig.
Ga naar Blz 261 tekst 8 'Hoe veeleisender, hoe braver je robot?'
Maak de vragen op slide 5 t/m 18

Slide 4 - Tekstslide

1. Welke manier(en) van inleiden gebruikt de schrijver?

Slide 5 - Open vraag

2. In de inleiding staat een signaalwoord voor het verband middel-doel.
a Schrijf dit signaalwoord op.
b Schrijf de delen van het verband op.

Slide 6 - Open vraag

3. In de laatste zin van de inleiding staat nog een signaalwoord.
a. Schrijf dit signaalwoord op.
b. Welk verband geeft het signaalwoord aan?
c. Schrijf de delen van dit verband op.

Slide 7 - Open vraag

4 a. In welke alinea wordt de volgende zin uit de inleiding toegelicht? 'Dit in tegenstelling tot wat lang gedacht werd.'
b. Schrijf kort op wat de toelichting is.

Slide 8 - Open vraag

5. Op welke manier zijn de inleiding en de tweede alinea met elkaar verbonden?

Slide 9 - Open vraag

6 a.Hoeveel signaalwoorden voor opsomming staan er in het deel 'Zo kan .. . hem voert'?(r. 13-15)
b Welke levensechte dierlijke karaktereigenschappen laat Pleo zien?
c Is het aantal signaalwoorden voor opsomming gelijk aan het aantal karaktereigenschappen van Pleo? Licht je antwoord toe.

Slide 10 - Open vraag

7. Wat bedoelt de schrijver met:
a 'is cruciaal voor zijn ontwikkeling'(r. 15-16)?
b 'die mensen normaliter hanteren'(r. 17)?

Slide 11 - Open vraag

8. Aan het begin van de derde alinea staat een signaalwoord voor tegenstelling. Welke tegenstelling wordt hier bedoeld?

Slide 12 - Open vraag

9. a Hoe tevreden zijn gebruikers over sociale robots?
b Lees de zin 'Wat dat ... failliet ging' (r. 25-27). Welke gebruikers zijn in de meerderheid volgens de inhoud van deze zin? Leg je antwoord uit en gebruik in je antwoord een signaalwoord voor oorzaak-gevolg.

Slide 13 - Open vraag

10. Vat de belangrijkste informatie van alinea 5 samen in maximaal 40 woorden.

Slide 14 - Open vraag

11. Op welke manier zijn alinea 5 en 6 met elkaar verbonden? Schrijf het woord op waaruit dat blijkt.

Slide 15 - Open vraag

12. In de laatste alinea staan twee signaalwoorden voor oorzaak-gevolg.
a Schrijf deze signaalwoorden op.
b Schrijf per signaalwoord de delen van het verband op.

Slide 16 - Open vraag

13. Lees de zin 'Bang dat ... hoeven zijn: (r. 62-64) Om welke redenen hoeven we niet bang te zijn?

Slide 17 - Open vraag

14. Is tekst 8 een objectieve of een subjectieve tekst? Leg je antwoord uit.

Slide 18 - Open vraag