klas 3 revision ontkenning + vergelijking

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:
  • ik zit op mijn plek
  • mijn jas is uit en in mijn kluisje
  • mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • mijn mobiel is in mijn tas of zak
  • mijn boek en pen zijn op mijn tafel
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:
  • ik zit op mijn plek
  • mijn jas is uit en in mijn kluisje
  • mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • mijn mobiel is in mijn tas of zak
  • mijn boek en pen zijn op mijn tafel

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?
  • Wat? vergelijkingen + ontkenning
  • Hoe? Klassikaal + individueel
  • Tijd? 45 minuten
  • Klaar? afmaken opdrachten
Aan het eind van de les:
-Ken je de regels van de trappen van vergelijking
- weet je hoe in het Frans de zinnen ontkennend kunt maken


Slide 2 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire le dernier cours?
Wat hebben de vorige les gedaan?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je een vergelijking
in het NL?
Geef voorbeelden

Slide 4 - Woordweb

Noem voorbeelden van
bijvoeglijk naamwoorden
in het Frans

Slide 5 - Woordweb

1
2
3
1
2
3
1
1
2
3
2
3

Slide 6 - Tekstslide

Vergelijking:
meer dan
Vergelijking:
evenveel als 

Vergelijking:
minder dan
moins ... que
aussi ... que
plus (bijv. nw) que

Slide 7 - Sleepvraag

Overtreffende trap
Om aan te geven dat iets of iemand bijvoorbeeld het grootst of het kleinst is, gebruik je in het Frans le plus, la plus, les plus
Le plus petit garçon - Het kleinste jongetje
La plus grande fille - Het grootste meisje
Les plus jolis films - De leukste/mooiste films
Les plus belles filles - De mooiste meisjes

Slide 8 - Tekstslide

Hoe maak je in het Frans de overtreffende trap?
A
Plus + bijvoeglijk naamwoord
B
Super + bijvoeglijk naamwoord
C
Le/La/Les plus + bijvoeglijk naamwoord
D
Moins + bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Welke Franse zin is de correcte vertaling?
Die kat is kleiner dan een hond

A
Ce chat est plus petit qu'un chien
B
Ce chat est plus petite qu'un chien
C
Ce chat est aussi petit qu'un chien
D
Ce chat est moins petit qu'un chien

Slide 10 - Quizvraag

Ton T-shirt est [groter dan] ton pantalon. Vul alleen de vertaling van [groter dan] in

Slide 11 - Open vraag

Net zoals "goed" een uitzondering is: niet "goeder" maar "beter"  .
Je gebruikt hier geen plus!

Slide 12 - Tekstslide

Die boeken zijn beter dan die films
A
Ces livres sont plus mieux que ces films.
B
Ces livres sont meilleurs que ces films.
C
Ces livres sont aussi mieux que ces films.
D
Ces livres sont plus meilleures que ces films.

Slide 13 - Quizvraag

De ontkenning

Slide 14 - Tekstslide

Il ne regarde pas la télé.
NE / N'
PAS
Persoonsvorm
(1e werkwoord in de zin)
Onderwerp
Rest van de zin

Slide 15 - Tekstslide

Nog twee voorbeelden...
Il veut acheter un jean. 
Il ne veut pas acheter un jean.

Elle a mangé un hamburger.
Elle n'a pas mangé un hamburger.



Slide 16 - Tekstslide

Attention!
C'est possible.
Ce n'est pas possible.

Il y a une pharmacie.
Il n'y a pas de pharmacie.
C'est
Il y a

Slide 17 - Tekstslide

Verschillende ontkenningen
ne ... pas
niet (geen)
Je ne mange pas de viande.
Ik eet niet (geen) vlees.
ne ... plus
niet (geen) meer
Je ne mange plus de viande.
Ik eet niet (geen) vlees meer.
ne ... jamais
nooit
Je ne mange jamais de viande.
Ik eet nooit vlees.
ne ... rien
niets
Je ne mange rien.
Ik eet niets.
ne ... pas encore
nog niet
Je ne mange pas encore de viande.
Ik eet nog niet (geen) vlees.

Slide 18 - Tekstslide

De zinsopbouw blijft hetzelfde!
NE / N'
PAS
PLUS
PAS ENCORE
JAMAIS
RIEN
Persoonsvorm
(1e werkwoord in de zin)
Onderwerp
Rest van de zin

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeelden
J'ai un chien. 
(niet meer) Je n'ai plus de chien.

Mes parents vont à la plage.
(nooit) Mes parents ne vont jamais à la plage.

Elle écrit.
(niets) Elle n'écrit rien.

Slide 20 - Tekstslide

Les exercices 
  • Vous faites les exercices 15 + 21
  •       Jullie maken de opdrachten  15 + 21


Klaar? overige opdrachten afmaken

Slide 21 - Tekstslide

Evaluatie
Hebben we ons doel behaald?
Wat ging er goed in deze les?
Wat kan er de volgende keer beter gaan?

Slide 22 - Tekstslide