Transcriptie

DNA, instructie voor het leven
1. Bouw DNA, verschil met RNA

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

DNA, instructie voor het leven
1. Bouw DNA, verschil met RNA

Slide 1 - Tekstslide

celkern-chromosomen-DNA

Slide 2 - Tekstslide

DNA
Basenparen

Slide 3 - Tekstslide

Welke base koppelt aan base T?
A
A
B
G
C
C
D
T

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een mutatie?

Slide 5 - Woordweb

Mutagene invloed

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Video

DNA naar eiwit

1. DNA aflezen
2. Transcriptie (vorming RNA)
3. Eiwitsynthese (eiwit maken)

Slide 8 - Tekstslide

0

Slide 9 - Video

Transcriptie
Streng waar promotor aanwezig is is de coderende streng. 
Zelfs mogelijk dat bij ander gen de andere streng de coderende streng is.

RNA-polymerase werkt via matrijsstreng van 3' > 5' einde.
mRNA wordt gevormd van 5' > 3'.

Slide 10 - Tekstslide

Transcriptie
Het RNA dat nu gevormd is wordt ook wel pre-mRNA genoemd. 

Hierna vinden er bewerkingen plaats.
- Capping (kop-staart)
- Splicing (verwijderen introns en exons samenvoegen)

Slide 11 - Tekstslide

0

Slide 12 - Video

RNA-processing
Aan de kop en aan de staart wordt bepaald eiwit toegevoegd. 

Voorkomt toevoegen/ verdwijnen nucleotiden.

Slide 13 - Tekstslide

RNA-processing
DNA bevat coderende delen (exons) en niet-coderende delen (introns).

Deze introns moeten verwijderd worden om een werkend eiwit te kunnen maken. 

Dit doet de spliceosoom door het proces 'splicing'.        BINAS 71E

Slide 14 - Tekstslide

Spliceosoom knipt introns uit pre-mRNA

Slide 15 - Tekstslide

RNA-processing
Waarom introns en exons?

Door verwijderen introns kunnen exons in verschillende volgorde in mRNA teruggeplaatst worden. 

Er kunnen dus meerdere versie van een eiwit gemaakt worden!
BINAS 71H




Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Translatie: Structuur tRNA
  • Enkelstrengs RNA
  • Baseparing op 4 plaatsen
  • 3 lussen
  • Triplet in 3’->5’ in lus 2
      = anticodon
    = complementair aan mRNA

Slide 19 - Tekstslide

Als de anti-codon van een tRNA GGC is. Welk aminozuur zit er aan dit tRNA molecuul?
A
Arginine
B
Glycine
C
Proline
D
Leucine

Slide 20 - Quizvraag

Bevat tRNA wel of geen tymine?
A
Wel, om complementair te kunnen zijn aan mRNA
B
Niet, het is vorm van RNA

Slide 21 - Quizvraag

Genexpressie
Reguleren of een gen tot expressie komt: 'aan' of 'uit' staat.

Geen genexpressie door:
1. DNA is opgerold door histonen
2. Repressor is aanwezig op operator
3. DNA-methylering (epigenetica)
4. Afwezigheid van transcriptiefactoren

(Er is een dominant allel aanwezig, is geen genregulatie)

Slide 22 - Tekstslide

genexpressie prokaryoten

Slide 23 - Tekstslide

Genregulatie eukaryoot
  • DNA regulatorgenen coderen voor transcriptiefactoren
  • RNA-polymerase kan alleen aan promotor binden als daar transcriptiefactoren aanwezig zijn
  • Regulatorgenen en transcriptiefactoren kunnen elkaar beïnvloeden
  • Cellen specialiseren

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

DNA-repairsysteem

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video