Startrekenen hoofdstuk 6 Geld
1 / 20
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Welk biljet is het minst waard?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 4 - Quizvraag
Welk biljet is het meeste waard?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Sleep het geld wat je nodig hebt in het groene vak. Betaal gepast!
30,60
Slide 7 - Sleepvraag
Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€35,10
Slide 8 - Sleepvraag
Ik moet € 117,35 betalen.
Sleep het juiste geld naar het oranje vak.
Slide 9 - Sleepvraag
Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€22,-
Slide 10 - Sleepvraag
Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€27,05
Slide 11 - Sleepvraag
Wat is wisselgeld?
A
Geld dat je gebruikt om iets te kopen.
B
Geld dat je terugkrijgt als je niet gepast hebt betaald aan de kassa.
C
Geld dat je aan je ouders geeft.
D
Geld dat je spaart voor later.
Slide 12 - Quizvraag
A
A
B
B
Slide 13 - Quizvraag
A
A
B
B
Slide 14 - Quizvraag
A
A
B
B
Slide 15 - Quizvraag
A
A
B
B
Slide 16 - Quizvraag
Bart wil het kleed en de
kaars kopen.
Hij heeft € 9 bij zich.
Heeft Bart genoeg geld bij zich?
kaars kopen.
Hij heeft € 9 bij zich.
Heeft Bart genoeg geld bij zich?
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quizvraag
Aya wil de brillenkoker en
de zonnebril kopen.
Ze heeft € 25 bij zich.
Heeft Aya genoeg geld bij zich?
de zonnebril kopen.
Ze heeft € 25 bij zich.
Heeft Aya genoeg geld bij zich?
A
Ja
B
Nee
Slide 18 - Quizvraag
Nicole wil de schoenen en
de tas kopen.
Ze heeft € 60 bij zich.
Heeft Nicole genoeg geld bij zich?
de tas kopen.
Ze heeft € 60 bij zich.
Heeft Nicole genoeg geld bij zich?
A
Ja
B
Nee
