5H - Werkwoordspelling wk 47

Werkwoordspelling -
even opfrissen

Week 47
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling -
even opfrissen

Week 47

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag: 
  • Opfrissen: Persoonsvorm (TT & VT), voltooid deelwoord (VD), onvoltooid deelwoord (OD) & Engelse werkwoorden
  • Weektaak
    Spelling, paragraaf 1, opdr.    3 t/m 6  +   8 t/m 13
    Spelling, paragraaf 2, opdr.   3 + 6
    Spelling, paragraaf 4, opdr.   4 + 5

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout?
In het rijtje: vallen -branden- missen-leven-binden, staan drie sterke werkwoorden.
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm TT
ik, .... jij
Persoonsvorm TT
ik, .... jij 

jij 

hij/zij/het

meervoud 

ik-vorm

ik-vorm + t

ik -vorm + t

'infinitief' 
fiets      word 

fietst    wordt 

fietst    wordt

fietsen  worden

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De voorzitter ..... (openen, tt) en sluit de vergadering
A
opent
B
opend
C
opendt
D
opentd

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Emma ..... (tt) een e-mail
A
verzend
B
verzendt
C
verzent
D
verzond

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm TT
ik, .... jij
Persoonsvorm VT
Om te bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden, gebruik je 't ex- kofschip.

Zit de laatste letter van de stam van het werkwoord wel of niet in 't ex- kofschip?
wel  >   ik-vorm + te(n)
niet >   ik-vorm + de(n) 

Sterke werkwoorden:  klankverandering

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De agent ..... (laden, vt) zijn geweer.
A
laadte
B
laadde
C
laadten
D
laadden

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De advocaten .... (eisen, vt) vrijspraak voor hun cliënt.
A
eiste
B
eisde
C
eisten
D
eisden

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordsvorm: voltooid deelwoord
Je herkent het voltooid deelwoord aan: 
  • Het geeft aan dat iets is afgelopen 
  • Zin bevat een vorm van hebben, zijn of worden
  • Er staat ge- be- of ver- voor 

Twee soorten: 
1. klankverandering: loop - liep - gelopen / zwem - zwom - gezwommen
2. eindigen op -t of -d        >      taxikofschip     >      LET OP:    je gebruikt de laatste letter van de STAM van het werkwoord!       


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het voltooid deelwoord van
proeven is:
A
geproefd
B
geproeft
C
geproeven

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het onvoltooid deelwoord
Regel = hele werkwoord + d

huilend
lachend
gillend
dansend
denkend 
etc.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord
Sleep de onderstaande woorden naar het juiste rode vak
slapend
huilend
kijkend
troostend
gapend
gemaakt
beleefd
gestampt
gekocht
geleefd

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm TT
ik, .... jij
Engelse werkwoorden
Engelse werkwoorden vervoeg je zoveel mogelijk als Nederlandse werkwoorden!
Je gebruikt dus dezelfde regels. 

Engelse werkwoorden hebben soms een afwijkende ik-vorm: 
 
  • paintball, delete, race, game   - uitspraak 
  • LET OP:     ik game > hij gamet  >  (niet: 'gamt' of 'gamed')


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij ..... (racen, tt) naar huis
A
ract
B
racet
C
racd
D
raced

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mario ..... (joggen, vt) gisteren door het park.
A
jogte
B
jogde
C
joggte
D
joggde

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord
  • Een werkwoord kan ook worden gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.
  • Deze werkwoorden schrijf je dan.....
    ZO KORT MOGELIJK !

Slide 18 - Tekstslide

zo eenvoudig mogelijk
Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?
(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten
D
verroestte

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb de lesstof
A
niet begrepen
B
redelijk begrepen
C
goed begrepen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind je van de lessen Nederlands tot nu toe? Wat vind je fijn en wat niet? Heb je tips / tops, etc.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies