Wat doe jij in de winkel? herhaling les 1,2,3

Wat doe jij in de winkel? herhaling les 1,2,3
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat doe jij in de winkel? herhaling les 1,2,3

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een artikelpresentatie?

Slide 2 - Open vraag

artikelpresentatie
De manier waarop artikelen in een winkel staan.

Slide 3 - Tekstslide

De artikelen moeten in de winkel gezet worden. Welke hulpmiddelen gebruiken we daarvoor?

Slide 4 - Open vraag

rolcontainer
roll-in

Slide 5 - Tekstslide

steekwagen
pompwagen

Slide 6 - Tekstslide

magazijnwagen

Slide 7 - Tekstslide

transportmiddel
een hulpmiddel voor het vervoeren van goederen.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een omverpakking?

Slide 9 - Open vraag

omverpakking
De stevige verpakking om artikelen

Slide 10 - Tekstslide

Waarom zit om de artikelen een omverpakking?

Slide 11 - Open vraag

de omverpakking
zorgt ervoor...
dat de spullen niet kapot
gaan bij het vervoeren.

Slide 12 - Tekstslide

Wat denk je dat de facing van een artikel is?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Schappenplan
Op een tekening van de winkel (plattegrond) zie je precies waar welke producten in de winkel staan.

Slide 15 - Tekstslide

schappenplan
Is een plattegrond van de winkel waar alle spullen moeten staan.

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer gebruiken we een schappenplan?

Slide 17 - Open vraag

vakkenvullen

Slide 18 - Woordweb

Wat is spiegelen?

Slide 19 - Open vraag

Wat is derving?

Slide 20 - Open vraag

Derving
Het verlies van een winkel. De winkel kunnen de spullen niet meer verkopen: 
- over de datum
- kapot
- gestolen

Slide 21 - Tekstslide

Waarom gaan mensen naar een winkel?

Slide 22 - Open vraag

klanten gaan naar een winkel

om gewoon rond te kijken

om bewust een artikel te kopen

om advies te vragen

omdat een artikel in de aanbieding is

Slide 23 - Tekstslide

Waar moet je op letten als je met klanten omgaat?

Slide 24 - Open vraag

omgaan met klanten

- klant aankijken

- met u aanspreken

- duidelijk Nederlands spreken

- altijd vriendelijk zijn

Slide 25 - Tekstslide

Hoe kun je klanten informeren over een artikel?

Slide 26 - Open vraag

informeren

- je kunt alles uit je hoofd leren

- je kunt de klant een infoblad geven

- door de klant te wijzen op de info op de achterkant

Slide 27 - Tekstslide

Wat is schoonmaken?

Slide 28 - Open vraag

schoonmaken
is het weghalen van vuil

Slide 29 - Tekstslide

Waarom moeten we schoonmaken in een winkel?

Slide 30 - Open vraag

schoonmaken

- voorkomt onveilige situaties (uitglijden of struikelen over rommel)

- het geeft de winkel een betere 'uitstraling'

- voorkomt derving (verlies doordat iets vuil of kapot is)

- het is hygiënisch

Slide 31 - Tekstslide

voorbeelden van zichtbaar vuil

Slide 32 - Woordweb

voorbeelden van onzichtbaar vuil

Slide 33 - Woordweb

droog vuil

- makkelijk te verwijderen

- geen water of schoonmaakmiddel nodig

-Droog vuil verwijder je door te vegen, te stoffen of te stofzuigen

Slide 34 - Tekstslide

aangekleefd vuil

- verwijder je nat. Dit heet reinigen

- dweilen, te moppen of te schrobben

Slide 35 - Tekstslide

noem reinigingsmiddelen

Slide 36 - Woordweb

3 groepen reinigingsmiddelen

- vloerreinigingsmiddel

- sanitairreiniger

- interieurreiniger


Slide 37 - Tekstslide

Waar denk je aan bij desinfecteren!

Slide 38 - Open vraag

desinfecteren

Het verwijderen van onzichtbaar vuil noem je desinfecteren.

Het schoonmaakmiddel doodt bacteriën en schimmels.

Een voorbeeld is bleekwater.

Slide 39 - Tekstslide

Let op!

- Je mag nooit 2 schoonmaakmiddelen met elkaar mengen

- Je mag nooit het etiket van een fles schoonmaakmiddel afhalen

- Je moet het schoonmaakmiddel op een veilige plaats bewaren

Slide 40 - Tekstslide

13 mei
Toets les 1,2 en 3

Het toetsboekje ligt in de kast bij de gewone boeken. Zet je naam erop.
Neem deze mee en raak deze niet kwijt!!!!!

Slide 41 - Tekstslide