Argumentatie 1 Lezen h3 - theorie en oefenen




 hoofdstuk 3 Lezen



Argumentatie 1
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les




 hoofdstuk 3 Lezen



Argumentatie 1

Slide 1 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk over argumentatie 
te leren?
  • Argumenten zijn overal. Van je leraar overtuigen dat je echt wel een beter cijfer hebt verdiend tot je toekomstige werkgever duidelijk maken dat jij de perfecte kandidaat voor het baantje bent. Door argumentatie te begrijpen leer je beter je mening vormen en hoe je die kunt onderbouwen.

  • Je leert kritisch lezen en luisteren: niet alles wat je leest of hoort is waar, soms is het alleen een mening van de schrijver.

Slide 2 - Tekstslide

De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 3 - Quizvraag

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 4 - Quizvraag

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

4 vormen van argumenteren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Meervoudige argumentatie
  3. Onderschikkende argumentatie
  4. Nevenschikkende argumentatie 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Argumentatieschema?
Met zwemmen train je elke spier in je lijf. Bovendien belast je je eigen gewicht niet, want je drijft. Daarom is zwemmen de beste work-out voor je lichaam. 

Stap 1: wat is het standpunt (S)?
Stap 2: welke argumenten herken je (A)?
Stap 3: op welke manier ondersteunen de argumenten elkaar: nevenschikkend (en, en) of onderschikkend (want, want)?

Slide 9 - Tekstslide

Argumentatieschema C
(A1) Met zwemmen train je elke spier in je lijf. (A2) Bovendien belast je je eigen gewicht niet, (A3) want je drijft. (S) Daarom is zwemmen de beste work-out voor je lichaam. 

Stap 1: Daarom is zwemmen de beste work-out voor je lichaam. (S)
Stap 2: 3 argumenten (A1, A2, A3)
Stap 3: 
A1 = Met zwemmen train je elke spier in je lijf.
A2 = Bovendien belast je je eigen gewicht niet (signaalwoord voor opsomming 'en' dus nevenschikkend)
A3 = want je drijft (ondersteunend aan A2, dus onderschikkend)

Slide 10 - Tekstslide

Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

Het is fijn dat de aarde opwarmt (S), want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor).
Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).


Slide 11 - Tekstslide

Dus...
Tegenargument ontkracht standpunt.

Weerlegging ontkracht tegenargument.

Doel = krachtiger maken van jouw betoog om anderen te overtuigen.


Slide 12 - Tekstslide

Standpunt
In een overtuigende tekst probeert een schrijver je te overtuigen van zijn standpunt: zijn mening over iets. 

Bijvoorbeeld: 
Het openbaar vervoer moet goedkoper worden.

Slide 13 - Tekstslide

Argument
Een standpunt wordt onderbouwd met argumenten: zo legt de schrijver uit waarom hij een bepaald standpunt heeft.

Bijvoorbeeld: Het openbaar vervoer moet goedkoper worden (standpunt), omdat hierdoor minder files zullen ontstaan (argument).

Slide 14 - Tekstslide

want, dus (daarom)
Soms is het  lastig om het standpunt en het argument van elkaar te onderscheiden in een tekst.

Want en dus (daarom) zijn handige hulpmiddelen om het verschil te zien.
dus

Slide 15 - Tekstslide

Het was geen leuk festival, want een flesje water kostte wel vijf euro.

Het was geen leuk festival is een:
A
Standpunt
B
Argument

Slide 16 - Quizvraag

De besmettingsgraad is nog steeds hoog, dus het coronavaccin moet verplicht worden.

De besmettingsgraad is nog steeds hoog is een:
A
Standpunt
B
Argument

Slide 17 - Quizvraag

Aangezien hij zijn fiets heeft schoongemaakt, wil hij die nu niet vuilmaken.

Aangezien hij zijn fiets heeft schoongemaakt is een:
A
standpunt
B
argument

Slide 18 - Quizvraag

Feitelijk - waarderend
Een feitelijk argument is controleerbaar, een waarderend argument niet: daarover kun je van mening verschillen.

Feitelijk argument: 
Ik ga graag naar Cinerama, want die bioscoop is bij mij om de hoek.

Waarderend argument:
Ik ga graag naar Cinerama, want dat is de mooiste bioscoop van Rotterdam.



Slide 19 - Tekstslide

waarderende (niet-feitelijke) argumenten
Dit zijn uitspraken waarover je van mening kunt verschillen, voorbeelden van dergelijke argumenten zijn: 
  • normen en waarden
  • vermoedens
  • geloof of overtuiging
Je kunt deze uitspraken dus niet controleren.

Slide 20 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend argument?
Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 21 - Quizvraag

Met een korting van 50 procent op groente en fruit gaan mensen aanzienlijk gezonder eten.

Is dit een feitelijk of niet feitelijk argument?
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument

Slide 22 - Quizvraag

Soorten argumentatie
Enkelvoudige argumentatie
Er is één argument waarop het standpunt is gebaseerd. Dit is niet heel sterk.

Nevenschikkende argumentatie
Er zijn verschillende argumenten, die los staan van elkaar. Samen onderbouwen ze het argument.

Onderschikkende argumentatie
Je kunt één of meer argumenten ook weer onderbouwen met argumenten.

Slide 23 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument

Slide 24 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie

Slide 25 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie 
en , bovendien, ook
en, bovendien, ook
WANT

Slide 26 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.

Slide 27 - Tekstslide

Onderschikkend
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
Het is belangrijk om huiswerk te maken.
Alleen door te oefenen zet je de stap van kennen naar kunnen.
Je brein heeft training nodig om de leerstof te begrijpen.

Slide 28 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
WANT
WANT

Slide 29 - Tekstslide


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 30 - Quizvraag


A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend
C
Enkelvoudig

Slide 31 - Quizvraag

Combinatie
(onder- en nevenschikkende argumentatie)

Als je een nevenschikkende argumentatie ondersteunt.

Slide 32 - Tekstslide

A Zij heeft ruim voldoende ervaring in het basisonderwijs.

B Deze sollicitante is zeker geschikt voor die functie van hoofdonderwijzer.

C De school wilde het aantal vrouwelijk collega’s vergroten.

D Ruime ervaring is nodig voor deze functie.

E Zij is een vrouw.

F Zij past goed in de samenstelling van het team wat betreft leeftijd.

A
B
C
D
E
F

Slide 33 - Sleepvraag

Argumentatiestructuur tekenen

Slide 34 - Tekstslide

Teken het argumentatieschema bij de volgende zin.:

Marie is een goede leerling. Ze haalt goede cijfers, is altijd op tijd en erg gemotiveerd.

Slide 35 - Open vraag

Hoe noem je deze argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Onderschikkende argumentatie

Slide 36 - Quizvraag

Teken het argumentatieschema bij de volgende zin.:

Ik wil haar vragen om bij ons in het tennisteam te komen spelen, omdat ze een erg leuke vrouw is en ze kan goed tennissen. Ze heeft humor, ik moet altijd om haar lachen.

Slide 37 - Open vraag

Hoe noem je deze argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende en onderschikkende argumentatie

Slide 38 - Quizvraag

 argumentatiestructuren
powerpoint krijg je opgestuurd

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Je weet nu
  • wat een argumentatiestructuur is.
  •  wat feitelijke en waarderende argumenten zijn.
  • hoe een enkelvoudige argumentatie eruit ziet.
  • wat een meervoudige argumentatiestructuur is.
  • hoe een nevenschikkende argumentatie eruit ziet.
  • hoe een onderschikkende argumentatie eruit ziet.
  • dat bij nevenschikkende argumentatie soms ook ondersteuning bij een argument nodig is. Zo worden neven- en onderschikkende argumentatie gecombineerd.

Slide 41 - Tekstslide