Argumentatiestructuren (herhaling en uitbreiding)

Deze les ...
  • Herhaling en uitbreiding van:
  • Standpunt - argument - tegenargument
  • Feitelijke en waarderende argumentatie
  • Argumentatiestructuren (een 'boom')
  • Nieuw: 
  • argumentatieschema's (goede argumenten)
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Deze les ...
  • Herhaling en uitbreiding van:
  • Standpunt - argument - tegenargument
  • Feitelijke en waarderende argumentatie
  • Argumentatiestructuren (een 'boom')
  • Nieuw: 
  • argumentatieschema's (goede argumenten)

Slide 1 - Tekstslide

Standpunt of argument?
Omdat oude auto's heel vervuilend zijn, mogen ze niet meer in het centrum komen.

Omdat oude auto's heel vervuilend zijn is een ...
A
standpunt
B
argument

Slide 2 - Quizvraag

Leerlingen moeten meebeslissen over nieuwe tafels en stoelen op school, want zij moeten kunnen testen of tafels en stoelen comfortabel zijn.

Tussen haakjes is een:
A
Standpunt
B
Argument

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een tegenargument?
A
Een argument dat een standpunt bestrijdt.
B
Een argument dat een ander argument bestrijdt.

Slide 4 - Quizvraag

"Leerlingen moeten meebeslissen over nieuwe tafels en stoelen op school, want zij moeten kunnen testen of tafels en stoelen comfortabel zijn."
"Maar dan kunnen we het meubilair niet meer vóór de kerstvakantie bestellen." Deze laatste zin is .....
A
Standpunt
B
Argument
C
Tegenargument

Slide 5 - Quizvraag

Tegenargument (weerlegging)
"Leerlingen moeten meebeslissen over nieuwe tafels en stoelen op school. Leerlingen moeten kunnen testen of tafels en stoelen comfortabel zijn."
["Maar dan kunnen we het meubilair niet vóór de kerstvakantie bestellen."]
  • Deze laatste zin is een tegenargument tegen het standpunt (zin 1) of tegen het argument (zin 2).
  • Een tegenargument kan dus een standpunt of een argument ontkrachten => Dit laatste heette vroeger weerlegging (zie boek 6.1)
  • NU: allebei tegenargument

Slide 6 - Tekstslide

Feitelijk versus waarderend
  • Als iemand zijn standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak noemen we die uitspraak een feitelijk argument
  • Over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet. Een waarderend argument moet daarom vaak ondersteund worden.

Slide 7 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend?

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij.
timer
0:30
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 8 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend:
Mobieltjes in de klas moeten verboden worden. Ze zijn irritant.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 9 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend?
Ik ga liever niet mee naar Parijs, want in die stad is veel criminaliteit.
A
Feitelijk
B
Waarderend
C
Kan allebei

Slide 10 - Quizvraag

Argumentatiestructuren
  • Enkelvoudig
  • Onderschikkend
  • Nevenschikkend (afhankelijk en onafhankelijk)
  • Mengvorm: onderschikkend én nevenschikkend

Slide 11 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie

Slide 12 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
Een voorbeeld in de argumentatiestructuur:




Slide 13 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie
  • onafhankelijk: twee of meer argumenten die gelijkwaardig zijn en van plaats kunnen wisselen

  • afhankelijk:: twee of meer argumenten die samen een argument vormen en alleen samen kracht hebben.





Slide 14 - Tekstslide

Onafhankelijk nevenschikkend

Slide 15 - Tekstslide

Afhankelijke nevenschikkende argumentatie

Slide 16 - Tekstslide

Onder- en nevenschikkend
Je hoorde muziek door elkaar.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Deze argumentatie is ...
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onder- en neven- schikkend

Slide 19 - Quizvraag


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige onder-schikkende argumentatie

Slide 20 - Quizvraag

Wat vond je moeilijk?

Slide 21 - Woordweb