H5.1 Beweging - snelheid

H5 bewegen
§ 5.1 Snelheid
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H5 bewegen
§ 5.1 Snelheid

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Leerdoelen
Je kunt beschrijven wat snelheid is. 
Je kunt de eenheid van snelheid noemen. 
Je kunt de snelheid in meter per seconde omrekenen naar kilometer per uur en omgekeerd. 
Je kunt de snelheid berekenen van een bewegend voorwerp. 

Slide 3 - Tekstslide

Snelheid
Snelheid is een maat voor hoe snel iets beweegt. 

meter per seconde (m/s)
kilometer per uur (km/h) 

Slide 4 - Tekstslide




Een auto en een fiets rijden tegelijk voor je langs (afbeelding 1). Op dat moment begin je met tellen. Na 1 seconde is de auto 14 meter verder. De fietser is maar 4 meter verder.
Een auto legt in 1 seconde een grotere afstand af dan een fietser. Snelheid gaat dus over afstand en over tijd. Hoe groter de afstand die je in 1 seconde aflegt, des te groter is je snelheid.

Slide 5 - Tekstslide

Eenheid van snelheid
Een fietser legt in 1 seconde 4 meter af. De tijd is 1 seconde. De afstand is 4 meter. De snelheid van de fietser is dan 4 meter in iedere seconde. Je kunt ook zeggen: 4 meter per seconde.
Meter per seconde is de eenheid van snelheid. Meter per seconde kun je afkorten met m/s.
De betekenis van de afkorting is:
m = meter
/ = per
s = seconde

Slide 6 - Tekstslide

Eenheid van snelheid omrekenen
Op de snelheidsmeter van een auto kun je zien hoe snel de auto rijdt (afbeelding 5). Bij auto’s zie je de snelheid niet in meter per seconde, maar in kilometer per uur. Deze auto rijdt met een snelheid van 72 kilometer per uur.

Slide 7 - Tekstslide

Rekenen met de gemiddelde snelheid
Kilometer per uur is ook een eenheid van snelheid. Je kunt dit afkorten met km/h.
De betekenis van de afkorting is:
km = kilometer
/ = per
h = uur
De h komt van hour, dat is uur in het Engels.
Een snelheid in kilometer per uur kun je omrekenen naar meter per seconde. Hiervoor moet je de snelheid in km/h delen door 3,6.

Slide 8 - Tekstslide

m/s of km/h

bijvoorbeeld:
5 m/s x 3,6 = 18 km/h

72 km/h : 3.6 = 20 m/s

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 1

Een auto rijdt 72 kilometer per uur.
Hoe groot is de snelheid in meter per seconde?
gegevens
snelheid = 72 km/h
gevraagd
snelheid in m/s = ?
Antwoord:
  • snelheid = 72 : 3,6 = 20 m/s



Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 2
Een fietser rijdt 5 m/s.
Hoe groot is de snelheid in kilometer per uur?
gegevens
snelheid = 5 m/s
gevraagd
snelheid in km/h = ?
Antwoord:
  • snelheid = 5 × 3,6 = 18 km/h



Slide 11 - Tekstslide

Snelheid berekenen
Je gaat met je ouders op vakantie met de auto. Jullie rijden 270 kilometer in 3 uur. Iemand vraagt met welke snelheid jullie hebben gereden. De afstand was 270 km. De tijd was 3 uur.
De afstand in 1 uur is dan 270 : 3 = 90 km. De snelheid was dus 90 km/h.
Om de snelheid te berekenen deel je de afstand door de tijd.
Snelheid is de afstand gedeeld door de tijd.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 3
Een auto rijdt een afstand van 160 km over de snelweg. De auto doet daar 2 uur over. De auto rijdt de hele tijd even snel.
Hoe groot is de snelheid van de auto?
gegevens
afstand = 160 km
tijd = 2 h
gevraagd
snelheid = ?
Antwoord:
  • snelheid = afstand : tijd
  • snelheid = 160 : 2 = 80 km/h



Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen § 5.1
Je kunt beschrijven wat snelheid is. 
Je kunt de eenheid van snelheid noemen. 
Je kunt de snelheid in meter per seconde omrekenen naar kilometer per uur en omgekeerd. 
Je kunt de snelheid berekenen van een bewegend voorwerp. 

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk 5.1
Maken opdracht 1 t/m 13
+ flitskaarten
+ test jezelf

Slide 15 - Tekstslide

Een raket die opstijgt gaat steeds sneller.
We noemen dit ...               versnellen

Slide 16 - Tekstslide

Een fietser die plotseling zijn rem indrukt remt af. We noemen dit vertragen

Slide 17 - Tekstslide

Een auto die met dezelfde snelheid blijft rijden heeft een constante snelheid
Auto van mw Tibbe

Slide 18 - Tekstslide

Een scooter rijdt weg bij een verkeerslicht.
Wat voor beweging is dit?
A
Beweging met constante snelheid
B
Versnelde beweging
C
Vertraagde beweging

Slide 19 - Quizvraag

Je moet op de fiets afremmen, omdat de spoorbomen dichtgaan.
Wat voor beweging is dit?
A
Beweging met constante snelheid
B
Versnelde beweging
C
Vertraagde beweging

Slide 20 - Quizvraag


A
Het snelst bij C
B
Het snelst bij B
C
Het snelst bij A

Slide 21 - Quizvraag


A
Bij B
B
Bij D
C
Bij G

Slide 22 - Quizvraag