der Imperativ
1 / 29
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
du:
A
wiederhol
B
wiederholt
C
wiederholen Sie
Slide 4 - Quizvraag
du: hören
A
hörst
B
höre
C
hört
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
du: bewältigen
A
bewältig
B
bewältigst
C
bewältige
Slide 7 - Quizvraag
du: zeichnen
A
zeichne
B
zeichnest
C
zeichn
Slide 8 - Quizvraag
Vind! (du)
Slide 9 - Open vraag
Vind! (ihr)
Slide 10 - Open vraag
Gebruik! (nutzen - du)
Slide 11 - Open vraag
Gebruik! (nutzen - ihr)
Slide 12 - Open vraag
Probeer! (versuchen -du)
Slide 13 - Open vraag
Probeer! (versuchen -ihr)
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
ihr: sprechen
A
spricht
B
sprecht
Slide 16 - Quizvraag
du: sprechen
A
sprichst
B
sprech
C
sprich
D
sprecht
Slide 17 - Quizvraag
du: geben
A
gib
B
gibe
C
gieb
Slide 18 - Quizvraag
ihr: geben
A
giebt
B
gibt
C
gebt
Slide 19 - Quizvraag
du: schlafen
A
schläfst
B
schläf
C
schlaf
Slide 20 - Quizvraag
ihr: schlafen
A
schläft
B
schlaft
C
schlaf
Slide 21 - Quizvraag
du: reden
A
rede
B
red
C
ried
Slide 22 - Quizvraag
Sie: reden
A
reden Sie
B
reden sie
C
Sie reden
Slide 23 - Quizvraag
Sie: laufen
A
Sie laufen
B
laufen Sie
Slide 24 - Quizvraag
du: laufen
A
läufst
B
lauf
C
läuf
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Kinderen, wees rustig!
Slide 27 - Open vraag
Ich denke, dass ich den Imperativ verstehe...
A
Ja!
B
Nein!
Slide 28 - Quizvraag
Heeft u toch geduld!
