FP H16 CVRM

1 / 71
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeneeskundeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 71 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les behandelen?

Hart- en bloedvaten
Bloeddruk
Hypertensie
behandeling hypertensie

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Waar wordt de bloeddruk gemeten?
A
Arterie
B
Capillair
C
Vene

Slide 11 - Quizvraag

Wat meet je bij het 'eerste getal' bij een bloeddrukmeting?

A
Diastolische bloeddruk
B
Systolische bloeddruk

Slide 12 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met
de diastolische bloeddruk?
A
Bovendruk in de aders
B
Bovendruk in de slagaders
C
Onderdruk in de aders
D
Onderdruk in de slagaders

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een normaalwaarde voor de bloeddruk?
A
100 / 50 mmHg
B
120 / 60 mmHg
C
120 / 80 mmHg
D
140 / 90 mmHg

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer spreken we van hypertensie?
A
100 / 50 mmHg
B
120 / 60 mmHg
C
120 / 80 mmHg
D
140 / 90 mmHg

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer spreken we van essentiële hypertensie?
A
Als de hypertensie heel belangrijk is
B
Als er voor de hypertensie geen oorzaak te vinden is
C
Als de hypertensie veroorzaakt wordt door een nieraandoening
D
Als de hypertensie voorkomt tijdens zwangerschap

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Welke risicofactoren voor hart- en vaatziekten ken je?

Slide 24 - Woordweb

Welke leefstijladviezen kun je geven om hart- en vaatziekten te voorkomen?

Slide 25 - Woordweb

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Noem 4 groepen geneesmiddelen die we antihypretnsiva noemen

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Link

Tot welke groep geneesmiddelen hoort het middel Metoprolol?
A
ACE-remmers
B
Beta-sympaticolytica
C
Calciumantagonisten
D
Diuretica

Slide 47 - Quizvraag

Tot welke groep geneesmiddelen hoort het middel Hydrochloorthiazide?
A
ACE-remmers
B
Beta-sympaticolytica
C
Calciumantagonisten
D
Diuretica

Slide 48 - Quizvraag

Tot welke groep geneesmiddelen hoort het middel Triamtereen?
A
ACE-remmers
B
Beta-sympaticolytica
C
Calciumantagonisten
D
Diuretica

Slide 49 - Quizvraag

Welk geneesmiddel verlaagt de bloeddruk door het actiedeel van het autonome zenuwstelsel te remmen?
A
Atenolol
B
Chloortalidon
C
Furosemide
D
Triamtereen

Slide 50 - Quizvraag

Wat zijn bijwerkingen van de diuretica?

A
Duizeligheid
B
Kaliumtekort
C
Kopude handen en voeten
D
Moeheid

Slide 51 - Quizvraag

Welk geneesmiddelen verlagen de bloeddruk door meer uitscheiding van water en zouten?
A
Atenolol
B
Chloortalidon
C
Furosemide
D
Triamtereen

Slide 52 - Quizvraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 53 - Open vraag

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Tekstslide

Slide 56 - Tekstslide

Slide 57 - Tekstslide

Slide 58 - Tekstslide

Slide 59 - Link

Slide 60 - Tekstslide

Slide 61 - Tekstslide

Slide 62 - Tekstslide

Slide 63 - Tekstslide

Slide 64 - Tekstslide

Slide 65 - Link

Slide 66 - Tekstslide

Slide 67 - Tekstslide

Slide 68 - Tekstslide

Slide 69 - Tekstslide

Slide 70 - Tekstslide

Slide 71 - Tekstslide