Vergrotende en overtreffende trap

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vergrotende en overtreffende trap in het Frans

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van de Les
Aan het einde van de les kan je de vergrotende en overtreffende trap gebruiken in het Frans

Slide 6 - Tekstslide

Introduceer het doel van de les aan de leerlingen
Wat is de vergrotende trap?
Je gebruikt het om personen of dingen met elkaar te vergelijken.
De vergrotende trap wordt gebruikt om de mate van een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord te verhogen. 

Vb - Bijv nw: Jij bent groter dan Simon. --> Tu es plus grand que Simon.
Vb - Bijw: Hij werkt harder dan zijn buurman. --> Il travaille plus dur que son voisin.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit wat de vergrotende en overtreffende trap zijn
Vergrotende Trap
De vergrotende trap wordt gevormd door 'plus' (meer) voor het bijvoeglijk naamwoord of bijwoord te plaatsen. Het woordje 'que' gebruik je om 'dan' te vertalen.
Vb - Bijv nw: Zij is klein. --> Elle est petite.
Zij is kleiner. --> Elle est plus petite.
Zij is kleiner dan haar vader. --> Elle est plus petite que son père.
Vb - Bijw: Jean praat zachtjes. --> Jean parle doucement.
Jean praat zachter dan Claire. --> Jean parle plus doucement que Claire.



Slide 8 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van de vergrotende trap zoals 'plus grand' voor 'groter'
Wat is de vergrotende trap?
Je kunt ook zeggen dat iets minder duur, minder groot, enz. is. Dan gebruik je moins(minder).

Vb - Bijv nw: Jij bent minder groot dan Simon. --> Tu es moins grand que Simon.
Vb - Bijw: Hij werkt minder hard dan zijn buurman. --> Il travaille moins dur que son voisin.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit wat de vergrotende en overtreffende trap zijn
Wat is de overtreffende trap?
 De overtreffende trap drukt de hoogst mogelijke mate van het bijvoeglijk naamwoord of bijwoord uit.

Vb - Bijv nw: Jij bent de grootste. --> Tu es le plus grand.
Vb - Bijw: Hij loopt het snelste. --> Il marche le plus vite.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit wat de vergrotende en overtreffende trap zijn
Overtreffende Trap
De overtreffende trap wordt gevormd door 'le plus' voor het bijvoeglijk naamwoord te plaatsen. Let op, het past zich bij het bijvoeglijknaamwoord aan, aan de persoon om wie het gaat. Het bijwoord past zich niet aan.
Le garçon le plus grand. - Le garçon joue le mieux.
Les garçons les plus grands. - Les garçons jouent le mieux.
La fille la plus grande. - La fille joue le mieux.
Les filles les plus grandes. Les filles jouent le mieux.

Slide 11 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van de overtreffende trap zoals 'le plus grand' voor 'de grootste'
Onregelmatige Vormen
Sommige bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden hebben onregelmatige vormen, zoals 'bon' (goed).

bijv nw: bon(goed) - meilleur(beter) - le meilleur/la meilleure/les meilleurs(de beste)
bijwoord: bien(goed) - mieux(beter) - le mieux(de beste)

Slide 12 - Tekstslide

Laat de leerlingen voorbeelden zien van onregelmatige vormen en oefen deze met hen
Oefenen
Oefen de vergrotende en overtreffende trap 
aan de hand van verschillende oefeningen.

Slide 13 - Tekstslide

Geef de leerlingen de gelegenheid om te oefenen en beantwoord vragen
Wat is de overtreffende trap van 'groot' in het Frans?
A
le beaucoup grand
B
très grand
C
grandeur
D
le plus grand

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vergrotende trap van 'mooi' in het Frans?
A
très beau
B
beau
C
beaucoup beau
D
plus beau

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de overtreffende trap van 'snel' in het Frans?
A
beaucoup vite
B
très vite
C
le plus vite
D
plus vite

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 24 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 25 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 26 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.