Kennis: opgave 14 De absolute veiligheidsmarge is:
A
de winst die overblijft nadat van de brutowinst de totale kosten zijn afgehaald.
B
Het verschil tussen de verwachte afzet en de break-even afzet in procenten
C
Het verschil tussen de verwachte afzet en de break-even afzet in aantallen
D
Het verschil tussen verkoopprijs en variabele kosten van alle producten samen
Slide 12 - Quizvraag
Kennis: opgave 15 De relatieve veiligheidsmarge is:
A
de winst die overblijft nadat van de brutowinst de totale kosten zijn afgehaald.
B
Het verschil tussen de verwachte afzet en de break-even afzet in procenten
C
Het verschil tussen de verwachte afzet en de break-even afzet in aantallen
D
Het verschil tussen verkoopprijs en variabele kosten van alle producten samen
Slide 13 - Quizvraag
Kennis: opgave 16 Wanneer is er eigenlijk sprake van een veiligheidsmarge?
Slide 14 - Open vraag
R7 (blz. 217 en 218 )
a. Bereken de break-evenafzet
b. Bereken de absolute veiligheidsmarge
c. Bereken de relatieve veiligheidsmarge
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
R8 (blz. 218)
Bereken de relatieve veiligheidsmarge
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Paragraaf 6: gewenst winstniveau
Hoe kun je de afzet bij een gewenste winst bepalen?
2 manieren: theorieboek blz. 168
Constante kosten + de gewenste winst / (p-v)
Extra afzet bij een gewenste winst: winst/(p-v)
Slide 19 - Tekstslide
Kennis: opgave 17 Bredreef verkoopt Knostos. Inkoopprijs is € 0,50, waar nog € 0,25 inpakkosten bijkomen. De verkoopprijs voor een Knostos is € 1,75. Ondanks dat Bredreef per jaar € 8.000 aan constante kosten betaalt, denkt hij dit jaar € 3.500 winst te halen.
A
De dekkingsbijdrage per product bedraagt € 1,25
B
De break-evenafzet van Bredreef is 4.572.
C
De break-evenomzet bedraagt € 14.000
D
Om € 3.500 winst te halen, moet Bredreef 6.572 producten verkopen.
Slide 20 - Quizvraag
R10 (blz. 219)
a. bereken de extra afzet die nodig is om een winst van
€ 34.000 te behalen. Doe dit op de 2 manieren.
b. bereken de relatieve veiligheidsmarge bij de gewenste winst.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
R11 (Blz. 220)
a. De verwachte winst?
b. De break-even afzet?
c. maximaal bedrag totale constante kosten bij een afzet van 4.200 producten?