grammatica

Hoe vind je de pv in een zin?
1 / 34
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoe vind je de pv in een zin?

Slide 1 - Open vraag

Ik wil gauw naar huis
Wat is de pv?
A
ik
B
naar huis
C
gauw
D
wil

Slide 2 - Quizvraag

de pv is een zinsdeel

Alles wat voor de pv kan staan, is ook een zinsdeel.

De zin= Ik wil gauw naar huis

PV= wil (wil ik gauw naar huis, ik wilde gauw naar huis)

wil = PV, wil = een zinsdeel

Slide 3 - Tekstslide

ik /wil/ gauw naar huis
Alles wat voor de pv kan staan, is een zinsdeel. Wat is zeker een zinsdeel?
A
gauw
B
naar huis
C
niets
D
ik

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde?
A
pv-wg-zindselen-o-lv
B
pv-zinsdelen-o-wg-lv
C
pv-o-zinsdelen-wg-lv
D
pv-zinsdelen-wg-o-lv

Slide 5 - Quizvraag

Naast het fietsenhok lag een kapotte fiets.
een kapotte fiets =
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 6 - Quizvraag

Deze reis heb ik via internet geboekt.
Deze reis =
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel heb jij voor deze tweedehands iPhone betaald?
heb betaald=
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 8 - Quizvraag

Afgelopen week hebben Erik en Natasja een fietstocht van 40 kilometer gemaakt. Wat is het O?
Wat is het onderwerp in deze zin?

Slide 9 - Open vraag

Voor haar verjaardag gaf ik Moniek het spel Kolonisten van Catan.
Wat is het lv?

Slide 10 - Open vraag

Welke tuinbank is van steigerhout gemaakt? Wat is O?

Slide 11 - Open vraag

Herschrijf de zin. Laat het woordje aan weg: Hij gaf de plant aan mevrouw Heikens.

Slide 12 - Open vraag

Herschrijf de zin. Zet het woord aan ertussen: De trainer gaf ons een peptalk.

Slide 13 - Open vraag

Herschrijf de zin. Laat het woordje voor weg: Het maakt voor mij niets uit.

Slide 14 - Open vraag

Hij gaf de plant aan mevrouw Heikens.
pv=
A
Hij
B
gaf
C
de plant
D
aan mevrouw Heikens

Slide 15 - Quizvraag

Hij gaf de plant aan mevrouw Heikens.
wg=
A
Hij
B
gaf
C
de plant
D
aan mevrouw Heikens

Slide 16 - Quizvraag

Hij gaf de plant aan mevrouw Heikens.
O=
A
Hij
B
gaf
C
de plant
D
aan mevrouw Heikens

Slide 17 - Quizvraag

Hij gaf de plant aan mevrouw Heikens.
LV=
A
Hij
B
gaf
C
de plant
D
aan mevrouw Heikens

Slide 18 - Quizvraag

Hij gaf de plant aan mevrouw Heikens.
Welk zinsdeel heb je niet benoemd?
A
Hij
B
gaf
C
de plant
D
aan mevrouw Heikens

Slide 19 - Quizvraag

De trainer gaf ons een peptalk.
pv en wg =
A
De trainer
B
gaf
C
ons
D
een peptalk

Slide 20 - Quizvraag

De trainer gaf ons een peptalk.
O=
A
De trainer
B
gaf
C
ons
D
een peptalk

Slide 21 - Quizvraag

De trainer gaf ons een peptalk.
lv=
A
De trainer
B
gaf
C
ons
D
een peptalk

Slide 22 - Quizvraag

De trainer gaf ons een peptalk.
Welk zinsdeel heb je niet benoemd?
A
De trainer
B
gaf
C
ons
D
een peptalk

Slide 23 - Quizvraag

Het maakt voor mij niets uit.
pv=
A
Het
B
maakt
C
voor mij
D
niets uit

Slide 24 - Quizvraag

Het maakt voor mij niets uit.
wg=
A
Het
B
maakt uit
C
voor mij
D
niets

Slide 25 - Quizvraag

Het maakt voor mij niets uit.
O=
A
Het
B
maakt uit
C
voor mij
D
niets

Slide 26 - Quizvraag

Het maakt voor mij niets uit.
lv=
A
Het
B
maakt uit
C
voor mij
D
niets

Slide 27 - Quizvraag

Het maakt voor mij niets uit.
Welk zinsdeel heb je niet benoemd
A
Het
B
maakt uit
C
voor mij
D
niets

Slide 28 - Quizvraag

meewerkend voorwerp
De zinsdelen die je net niet benoemd hebt (aan mevrouw Heikens, ons, voor mij), noem je het meewerkend voorwerp.
Je vindt het meewerkend voorwerp door te vragen:
Aan wie(of voor wie) + wg  + o + lv

Slide 29 - Tekstslide

De docent heeft al zijn leerlingen een voldoende gegeven.
Noteer de pv

Slide 30 - Open vraag

De docent heeft al zijn leerlingen een voldoende gegeven.
Noteer het wg

Slide 31 - Open vraag

De docent heeft al zijn leerlingen een voldoende gegeven.
Noteer de vraag voor het ow

Slide 32 - Open vraag

De docent heeft al zijn leerlingen een voldoende gegeven.
Noteer de vraag voor het lv

Slide 33 - Open vraag

De docent heeft al zijn leerlingen een voldoende gegeven.
Noteer de vraag voor het mv

Slide 34 - Open vraag