Module

Welkom bij de module
Horen, zien en schrijven
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij de module
Horen, zien en schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Deze module:
- Docent: Francine Kruse (Nederlands)
- 2 lesuur in de week: dinsdag en donderdag
- Nodig: snelhechter (krijg je van mij) en soms laptop
- Indeling in groepjes: volgt nog

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat denk je deze module te gaan doen en leren?

Slide 5 - Open vraag

Wat zijn je verwachtingen, wat hoop je?

Slide 6 - Open vraag

Doel van deze module
Je leert je uitdrukkingsvaardigheden te vergroten.
Je leert om woorden te geven aan het verwoorden van zintuigen horen/ruiken/zien/voelen/proeven.
Waarom?
Het is fijn als je toehoorder of lezer snapt wat je bedoelt en kan meeleven. Daar werken we naartoe.
Hoe?
We werken aan metaforen, vergelijkingen, uitdrukkingen, spreekwoorden, synoniemen  gaan onze zintuigen prikkelen. En veel schrijven!

Slide 7 - Tekstslide

Maar nu eerst: even loskomen
- ik noem een woord, de eerstvolgende maakt een nieuw woord met de laatste letter.

Slide 8 - Tekstslide

Nog eentje:
De eerste persoon fluistert een zin in het oor van de ander. Die fluistert het weer door. Wat blijft er over van de oorspronkelijke zin?

Slide 9 - Tekstslide

Uitdelen....
Snelhechter en blaadjes.

Slide 10 - Tekstslide

Welkom bij de module les 5
Horen, zien en schrijven

Slide 11 - Tekstslide

Welkom bij de module
Horen, zien en schrijven

Slide 12 - Tekstslide

Vandaag: kijken
We gaan een start maken met de eerste opdracht. 
WAT & HOE?
1) Je krijgt je snelhechter met blaadjes, doe deze erin. Zet je
    naam erop.
2) We gaan kijken naar een foto. Heel secuur (precies). IN STILTE.
3) Daarna schrijf je alles, maar dan ook alles op wat je ziet. Je
     kijkt van boven naar beneden, van links naar rechts.
4) Je neemt hier alle tijd voor.


Slide 13 - Tekstslide

Horen, voelen, ruiken
4) welke geluiden zou je kunnen horen wanneer je daar zou 
     staan?
5) wat zou je kunnen voelen?
6) beeld je eens in: wat zou je kunnen ruiken?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Horen, voelen, ruiken
4) welke geluiden zou je kunnen horen wanneer je daar zou 
     staan?
5) wat zou je kunnen voelen?
6) beeld je eens in: wat zou je kunnen ruiken?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Welkom bij de module les 3
Horen, zien en schrijven

Slide 18 - Tekstslide

Wat hebben we afgelopen les gedaan?

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 2
a) Je gaat bedenken wat de situatie is op de foto. Wat zou er aan de hand
      kunnen zijn? Laat je fantasie je vrije loop!

b) Bedenk een persoon die daar is. Waarom is deze persoon daar?  Wat is
     eraan voorafgegaan?

c) Je start met schrijven, je verhaal begint met: Er was een......
     Maak bij het schrijven gebruik van je eerdere observaties.

Slide 20 - Tekstslide

Vandaag:
- Luisteren kort fragment uit het boek De Chaos
- Schrijven
- Kijken kort fragment

Slide 21 - Tekstslide

Welkom bij de module les 4
Horen, zien en schrijven

Slide 22 - Tekstslide

Vandaag:
- Luisteren kort fragment uit het boek De Chaos
- Schrijven
- Kijken kort fragment

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Wat is er aan de hand, denk je?

Schrijf zelf het verhaal verder.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Hoe het verhaal verder gaat....


Slide 27 - Tekstslide

-Wat speelt hier precies?
-Hoe voelt/voelen de betrokkenen zich, denk je?
-Waar worstelen ze mee en/of
-waar maken ze zich zorgen om?
-Heb je je zelf weleens zorgen om iets vergelijkbaars gemaakt?

Slide 28 - Tekstslide

Welkom bij de module les 5
Horen, zien en schrijven

Slide 29 - Tekstslide

Schrijven
Wat ga je doen?
Je gaat schrijven over het thema van het boek De Chaos en de trailer over het breken van de dijken.

--> Start met de woorden: Hoe dan?
--> Let op: Je schrijft vanuit het ik-perspectief.
--> Je schrijft op papier.


Slide 30 - Tekstslide

Welkom bij de module les 6
Horen, zien en schrijven

Slide 31 - Tekstslide

Tafelgroepjes

Slide 32 - Tekstslide

Schrijven: vervolg
Wat ga je doen?
1. Je typt je verhaal in Classroom over.
2. Onderstreep de woorden die te maken hebben met
     -ruimte (locatie en het weer)
     -zintuigen (horen, voelen, zien, ruiken, proeven)
3. Voeg zintuigen toe, dus wat hoort, ziet, voelt, ruikt en/of proeft de ik-persoon?

Huiswerk donderdag 16/5 : neem een (alledaags) object van thuis mee.


Slide 33 - Tekstslide

Zintuigen beschrijven....
-Zijn hart klopte in zijn keel
-Hij proefde een bloedsmaak in zijn mond
-Hij voelde de tranen prikken achter zijn ogen
-Zweet stond op zijn voorhoofd

Slide 34 - Tekstslide

Andere manieren....
Beeldspraak en vergelijkingen.

Wat is beeldspraak?

Slide 35 - Tekstslide

Wat is beeldspraak?
  • Beeldend (figuurlijk - niet letterlijk bedoeld) taalgebruik.
  • Beeldspraak heeft altijd met vergelijkingen te maken.

Door middel van beelden:
  • Er wordt 'iets' extra duidelijk gemaakt of benadrukt/ krachtig over komen.
  • Het trekt de aandacht van de lezer of het verrast de lezer.

Slide 36 - Tekstslide

Voorbeeld beeldspraak
Veel spreekwoorden en uitdrukkingen zijn beeldspraak. Je maakt taal 'beeldend' en rijker.

Voorbeelden:
  • Hij is ook snel op zijn teentjes getrapt. 
  • Het regende pijpenstelen.
  • Ik krijg een punthoofd van je!

Slide 37 - Tekstslide

Soorten beeldspraak
Je gebruikt woorden die je niet letterlijk bedoeld.
Figuurlijk taalgebruik

Verschillende soorten:
- vergelijking (met en zonder 'als')
- metafoor



Slide 38 - Tekstslide

Beeldspraak: Iets wordt vergeleken of vervangen door iets anders, een beeld.

Dat meisje
is zo onschuldig als een lammetje

 = werkelijkheid                                          = beeld

Slide 39 - Tekstslide

Beeldspraak - vergelijking met 'als'

 Er zijn altijd 2 elementen aanwezig:

  • object (werkelijkheid) - hetgeen dat ergens mee vergeleken wordt
  • beeld - hetgeen waarmee het object vergeleken wordt.

Lachen als een boer die kiespijn heeft.

  • object:                 lachen
  • beeld:                   een boer met kiespijn




Slide 40 - Tekstslide

Beeldspraak - vergelijking met 'als'
Mijn broer is zo sterk als een beer.
(object)                               (beeld)

Ik heb geslapen als een roos.
(object)                                  (beeld)

Het voelt zo licht als een veertje.
(object)                                      (beeld)

Slide 41 - Tekstslide

Beeldspraak - vergelijking met 'als'
Object en beeld worden verbonden door een verbindingswoord.
Lachen als een boer met kiespijn.
  • Verbindingswoord: als

In plaats van 'als' zijn ook andere verbindingswoorden mogelijk:
  • zoals
  • net als
  • alsof
  • van

Slide 42 - Tekstslide

Beeldspraak - Metafoor
  • Het object (en het verbindingswoord) ontbreekt.
  • Alleen het beeld wordt genoemd.

De koning van de wildernis sloop dichterbij.

object:       leeuw
beeld:        de koning van de wildernis.

Slide 43 - Tekstslide

Oefenen met beeldspraak
Samen kijken we een aflevering van Zondag met Lubach.

Probeer zoveel mogelijk beeldspraak uit de aflevering te halen.
Denk aan de uitleg in deze LessonUp!




Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

Beeldspraak in reclame, song- teksten en poëzie:

Slide 46 - Tekstslide

In de zin "Zij is een koele kikker"
is gebruik gemaakt van beeldspraak.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 47 - Quizvraag

In een gedicht zit vaak beeldspraak.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 48 - Quizvraag

Beeldspraak is altijd figuurlijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 49 - Quizvraag

Slide 50 - Link