§5.1 - Planten bekijken

Hoofdstuk 5 - Planten
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 - Planten

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

§5.1 Planten bekijken
  1. Je kunt benoemen uit welke organen een plant bestaat.
  2. Je kunt de functies van de onderdelen uitleggen.
  3. Je kunt de plant beschrijven op de organisatieniveaus
    organisme - orgaan - weefsel - cellen
  4. Je kunt een plantencel herkennen en de onderdelen van de cel benoemen.
  5. Je kunt de taken van de celonderdelen benoemen.
  6. Je kunt uitleggen hoe een plant zijn stevigheid behoudt daarbij het verschil tussen kruidachtige en houtachtige planten uitleggen.
  7. Je kunt uitleggen op welke wijze het water vanuit de bodem in de bladeren terecht komt.
  8. Daarbij kun je van de begrippen wortels, wortelharen, vaatbundel en huidmondjes uitleggen wat hun taak is in het watertransport.
Leerdoelen:

Slide 3 - Tekstslide

Organen van de plant
Wortels
Zorgen voor opname van water en mineralen, en voor stevigheid in de grond

Stengel
Geeft stevigheid aan de plant en transporteert water en stoffen door de plant.

Bladeren
Blad bestaat uit bladmoes en nerven. In het bladmoes maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen (fotosynthese). De nerven transporteren de (voedings)stoffen.

Bloemen
Bloemen zorgen voor de voortplanting. In de bloemen ontstaan nieuwe zaden, die weer uit kunnen groeien tot nieuwe planten.
Bron 2

Slide 4 - Tekstslide

In het blad zie je in het midden de hoofdnerf, daaraan vast zitten de zijnerven en verspreid in het bladmoes lopen de fijne nerven.

Detail van een blad

Slide 5 - Tekstslide

Sleep de woorden naar de juiste plek
bloem
wortels
blad
stengel

Slide 6 - Sleepvraag

Doorsnede blad
Als je een blad doorsnijdt, en van heel dichtbij zou bekijken, dan zie je eigenlijk vier verschillende laagjes cellen.
Bron 4

Slide 7 - Tekstslide

Doorsnede blad
Ieder laagje bestaat uit dezelfde soort cellen, die dezelfde taak hebben. 
Zo'n groep cellen die er hetzelfde uitziet en dezelfde taak heeft, noem je een weefsel.
Bron 4

Slide 8 - Tekstslide

organisme - orgaan - weefsel - cel
Organisme
Orgaan
Weefsel
Cel
Een plant is een organisme.
Een plant heeft verschillende organen (wortels, stengels, bladeren, bloemen)
Organen bestaan uit weefsels.
Weefsels bestaan uit cellen.

Slide 9 - Tekstslide

Water en mineralen opnemen
Een plant neemt water en mineralen op met de wortelharen die aan de uiteinden van de wortels zitten.

Via vaten(dunne buisjes) in de wortels, stengels en bladnerven wordt het water met de mineralen getransporteert. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Wat zie je op de foto?
A
organisme
B
orgaan
C
weefsel
D
cel

Slide 12 - Quizvraag

Cellen: bouwsteentjes van de plant
Een plantencel bestaat uit zes onderdelen:
1. de celwand
2. celmembraam
3. bladgroenkorrels
4. cytoplasma
5. celkern
6. vacuole

Bron 5
Een groepje van dezelfde soort cellen vormen samen een weefsel. Verschillende weefsels vormen samen een orgaan. Verschillende organen vormen samen het organisme.
Een plant in dit geval.

Slide 13 - Tekstslide

bladgroenkorrel
celmembraan
celkern
vacuole
cytoplasma
celwand

Slide 14 - Sleepvraag

Bladgroenkorrels
De bladgroenkorrels in het cytoplasma van de cel, geven de plant zijn groene kleur. In de bladgroenkorrels maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen (fotosynthese)
Bron 6

Slide 15 - Tekstslide

dierlijke cel       vs        plantencel
Geen bladgroenkorrels en celwand 

Slide 16 - Tekstslide

Wat zie je op de foto?
A
organisme
B
orgaan
C
weefsel
D
cel

Slide 17 - Quizvraag

Nu doen
maken 5.1 
t/m opdracht 3 tm 6
klaar: kijk naar de begrippen en ga in de LessonUp 

Slide 18 - Tekstslide

Kruidachtige en houtachtige planten
Sommige planten zijn stevig doordat hun cellen zich vullen met water, dit noem je kruidachtige planten.
Sommige planten zijn stevig doordat ze houtcellen hebben, dit noem je houtachtige planten.
Bron 7

Slide 19 - Tekstslide

Water opnemen en verdampen
De plant neemt, via de wortels, steeds nieuw water op. 

Dit water gaat via de vaten naar de bladeren van de plant. 

Cellen in het blad nemen het water uit de vaten op. 

Het water verdampt vervolgens en gaat via huidmondjes in het blad weer naar buiten.
Bron 10

Slide 20 - Tekstslide

Water opnemen en verdampen
Als het heel warm en droog is, gaan de huidmondjes van de plant dicht. Zo houdt hij het water langer vast.

Bij planten met veel bladeren, zoals bomen, verdampt er heel veel water.
Deze planten hebben daarom enorme wortelstelsels om al dat water aan te kunnen vullen.
Bron 10

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wat zie je op de foto?
A
organisme
B
orgaan
C
weefsel
D
cel

Slide 23 - Quizvraag

Sleep de taken naar de juiste plek
1. Dit orgaan is voor de voortplanting. Hier ontstaan zaden, waaruit nieuwe planten groeien.
2. Water met mineralen opzuigen en verankering in de grond
3. Hierin lopen de nerven die zorgen voor vervoer van water en stoffen. Tussen de nerven zit bladmoes, daar maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen.
4. Dit houdt de plant overeind. Hierin lopen dunne 'buisjes' die water en stoffen naar de bladeren en bloemen vervoeren.

Slide 24 - Sleepvraag

Opdracht
- Zoek een struik of plant met bloemen
- Kijk of je stengel, bladeren en bloemen goed kunt zien
- Maak een tekening van: 
1 zijaanzicht (met stengel, blad en bloem)
de bovenkant (van de bloem)
- Lever je tekening in

Slide 25 - Tekstslide

Denk aan de tekenregels
- Maak een indeling van je papier
- Titel - naam, klas, datum - type tekening
- Teken met potlood!!!
- Teken met strakke gesloten lijnen (niet schetsen)
- Zet de namen aan de rechterkant
- Benoem bloem, stengel en bladeren

Slide 26 - Tekstslide