1. Dagelijkse uitgaven
* uitgaven die je dagelijks doet van het huishoudgeld
2. Vaste lasten
*Uitgaven die regelmatig terugkeren (huur, verzekeringen, abonnementen, studiekosten enz.)
3. Incidentele grote uitgaven
* Uitgaven die maar af en toe voorkomen (auto, scooter, computer, vakantie)