Oefentoets H1 en H2 Taalverzorging
1 / 23
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Verander de zin zo dat er geen citaat meer in staat.
De weervrouw zegt: ‘Morgen gaat het stormen en hagelen.’
Slide 3 - Open vraag
Verander de zinnen zo dat het citaten worden.
Lieke zegt dat ze straks de bus nog mist.
Lieke zegt dat ze straks de bus nog mist.
Slide 4 - Open vraag
Vul de zin met de juiste woord aan.
Zet voor en achter het citaat .............. en begin het citaat met een ...........................
Zet voor en achter het citaat .............. en begin het citaat met een ...........................
Slide 5 - Open vraag
Waarschijnlijk .....................(beïnvloeden-tt) het slechte weer mijn humeur behoorlijk.
Slide 6 - Open vraag
Door de harde wind ......................(drijven-vt) de kano’s steeds verder van de wal af.
Slide 7 - Open vraag
Met deze machine ...... (boenen) en ........ (dweilen) u in een handomdraai de plavuizen.
Slide 8 - Open vraag
Verander de zin zo dat er geen citaat meer in staat.
Saskia vroeg: ‘Aan wie heeft Merel mijn foto gestuurd?’
Saskia vroeg: ‘Aan wie heeft Merel mijn foto gestuurd?’
Slide 9 - Open vraag
Typ de zin over en gebruik leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.
Heeft Julia jullie via de mail uitgenodigd
Typ de zin over en gebruik leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.
1. Heeft Julia jullie via de mail uitgenodigd
Heeft Julia jullie via de mail uitgenodigd
Typ de zin over en gebruik leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.
1. Heeft Julia jullie via de mail uitgenodigd
Slide 10 - Open vraag
Typ de zin over en gebruik leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.
Ik bel je straks even zodat ik je kan uitleggen wat we deze zomer gaan doen
Ik bel je straks even zodat ik je kan uitleggen wat we deze zomer gaan doen
Slide 11 - Open vraag
Typ de zin over en gebruik leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.
De coach zei wie het winnende doelpunt maakt krijgt van mij tien euro
De coach zei wie het winnende doelpunt maakt krijgt van mij tien euro
Slide 12 - Open vraag
Typ de zin over en gebruik leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.
Inge vroeg aan joop waar heb je dat blikje cola gekocht
Inge vroeg aan joop waar heb je dat blikje cola gekocht
Slide 13 - Open vraag
Typ de zin over en gebruik leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.
De grootste havens in Europa zijn de havens van Rotterdam Antwerpen en Hamburg
De grootste havens in Europa zijn de havens van Rotterdam Antwerpen en Hamburg
Slide 14 - Open vraag
Vul de persoonsvorm en het onderwerp in. In samengestelde zinnen staan meerdere persoonsvormen en onderwerpen. Zet een kruis (x) bij zinnen die maar één pv en ow hebben.
Via internet bestelde Sjoerd een nieuw hoesje toen zijn oude hoesje was gescheurd.
pv 1= + ow 1=
pv2= + ow 2=
Via internet bestelde Sjoerd een nieuw hoesje toen zijn oude hoesje was gescheurd.
pv 1= + ow 1=
pv2= + ow 2=
Slide 15 - Open vraag
Vul de persoonsvorm en het onderwerp in. In samengestelde zinnen staan meerdere persoonsvormen en onderwerpen. Zet een kruis (x) bij zinnen die maar één pv en ow hebben.
De wedstrijd werd uitgesteld, omdat de verlichting ineens uitviel.
pv1= ow1=
pv2= ow2=
De wedstrijd werd uitgesteld, omdat de verlichting ineens uitviel.
pv1= ow1=
pv2= ow2=
Slide 16 - Open vraag
Vul de persoonsvorm en het onderwerp in. In samengestelde zinnen staan meerdere persoonsvormen en onderwerpen. Zet een kruis (x) bij zinnen die maar één pv en ow hebben.
Met de verkoop van al onze tijdschriften hebben Nathalie en Mirte ongeveer 50 euro verdiend.
pv1 = ow1=
pv2= ow2=
Slide 17 - Open vraag
Verbind de twee losse zinnen met een passend verbindingswoord, zodat je een goede zin krijgt. Je mag de woordvolgorde veranderen..
De verzorger van het Nederlands elftal raakte geblesseerd. Hij trok een sprintje naar de gewonde middenvelder.
De verzorger van het Nederlands elftal raakte geblesseerd. Hij trok een sprintje naar de gewonde middenvelder.
Slide 18 - Open vraag
Verbind de twee losse zinnen met een passend verbindingswoord, zodat je een goede zin krijgt. Je mag de woordvolgorde veranderen..
Je zit op de fiets. Je moet je hand uitsteken bij het afslaan naar rechts.
Je zit op de fiets. Je moet je hand uitsteken bij het afslaan naar rechts.
Slide 19 - Open vraag
Verbind de twee losse zinnen met een passend verbindingswoord, zodat je een goede zin krijgt. Je mag de woordvolgorde veranderen.
De veertienjarige Tessa kreeg van de caissière bij de Albert Heijn de gevulde bonbons niet mee. Er zit likeur in.
De veertienjarige Tessa kreeg van de caissière bij de Albert Heijn de gevulde bonbons niet mee. Er zit likeur in.
Slide 20 - Open vraag
Verbeter de onjuiste persoonsvorm(en).
De spits mistte voor open doel, nadat hij de keeper had uitgekapt.
De spits mistte voor open doel, nadat hij de keeper had uitgekapt.
Slide 21 - Open vraag
Verbeter de onjuiste persoonsvorm(en).
Na 1 minuut fluitte de scheidsrechter voor een shoot en gaf een strafcorner.
Na 1 minuut fluitte de scheidsrechter voor een shoot en gaf een strafcorner.
Slide 22 - Open vraag
Maak een zin van ten minste vijf woorden met het werkwoord verbrand als persoonsvorm.
