H3 Hoofdzin en bijzin (les 2)

Samengestelde zinnen
1) Kun je een samengestelde zin herkennen?
2) Weet je wat een hoofdzin is?
3) Weet je wat een bijzin is?
4) Kun je het verschil aangeven tussen een hoofd- en bijzin?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen
1) Kun je een samengestelde zin herkennen?
2) Weet je wat een hoofdzin is?
3) Weet je wat een bijzin is?
4) Kun je het verschil aangeven tussen een hoofd- en bijzin?

Slide 1 - Tekstslide

1) Is dit een enkelvoudige of samengestelde zin?

Peter wil morgen naar De Efteling, maar Marieke wil niet mee.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 2 - Quizvraag

2) Wat zijn de persoonsvormen in deze zin?

Peter wil morgen naar De Efteling, maar Marieke wil niet mee.
A
wil
B
wil mee
C
wil, wil
D
wil, wil mee

Slide 3 - Quizvraag

3) Wat zijn de onderwerpen in deze zin?

Peter wil morgen naar De Efteling, maar Marieke wil niet mee.
A
Peter
B
De Efteling, Marieke
C
Marieke
D
Peter, Marieke

Slide 4 - Quizvraag

Hoofdzin
Een hoofdzin staat in een samengestelde zin. 

In een hoofdzin staan de persoonsvorm en het onderwerp naast elkaar. Er kan niets tussen ow en pv gezet worden (bijv. 'niet')

Er kunnen meerdere hoofdzinnen in een zin staan. 


Slide 5 - Tekstslide

Simon kocht een nieuwe jas en zijn zus bestelde schoenen. 
pv1: kocht                          ow1: Simon
pv2: bestelde                   ow2: zijn zus

Welk woord plakt deze zinnen aan elkaar?

Hoe noem je zo'n woord?
lidwoord - werkwoord - voegwoord - bijvoeglijk naamwoord?

Slide 6 - Tekstslide

Bijzin
Een bijzin kan in een samengestelde zin staan.

In een bijzin staan de persoonsvorm en het onderwerp uit elkaar. Er staat dus een of meerdere woorden tussenin. 

Er kunnen meerdere bijzinnen in een zin staan, maar er moet altijd een hoofdzin zijn. 


Slide 7 - Tekstslide

4) Is het een enkelvoudige of een samengestelde zin?

De hond blafte luid, nadat de postbode aanbelde.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 8 - Quizvraag

5) Noteer de persoonsvormen.

De hond blafte luid, nadat de postbode aanbelde.
(zet een komma tussen de twee woorden)

Slide 9 - Open vraag

6) Noteer de onderwerpen.

De hond blafte luid, nadat de postbode aanbelde.
(zet een komma en spatie tussen de twee woorden)

Slide 10 - Open vraag

7) Welke combinatie van zie je hier?
afkortingen: hoofdzin (HZ) - bijzin (BZ)

De hond blafte luid, nadat de postbode aanbelde.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 11 - Quizvraag

8) Noteer het voegwoord.

De hond blafte luid, nadat de postbode aanbelde.

Slide 12 - Open vraag

9) Is het een enkelvoudige of een samengestelde zin?
Als de politie jou staande houdt, moet je een identificatiebewijs kunnen tonen.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 13 - Quizvraag

10) Noteer de persoonsvormen.
Als de politie jou staande houdt, moet je een identificatiebewijs kunnen tonen.
(zet een komma tussen de twee woorden)

Slide 14 - Open vraag

11) Noteer de onderwerpen.
Als de politie jou staande houdt, moet je een identificatiebewijs kunnen tonen.
(zet een komma tussen de twee woorden)

Slide 15 - Open vraag

12) Welke combinatie van zie je hier?
afkortingen: hoofdzin (HZ) - bijzin (BZ)
Als de politie jou staande houdt, moet je een identificatiebewijs kunnen tonen.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 16 - Quizvraag

13) Noteer het voegwoord.

Als de politie jou staande houdt, moet je een identificatiebewijs kunnen tonen.

Slide 17 - Open vraag

14) Is het een enkelvoudige of een samengestelde zin?

Deze leerling heeft een stageplek gevonden, terwijl de brief pas net verzonden is naar de ouders.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 18 - Quizvraag

15) Noteer de persoonsvormen.
Deze leerling heeft eigen stageplek gevonden, terwijl de brief pas net verzonden is naar de ouders.
(zet in je antwoord een komma tussen de twee woorden)

Slide 19 - Open vraag

6) Noteer de onderwerpen.
Deze leerling heeft een stageplek gevonden, terwijl de brief pas net verzonden is naar de ouders.
(zet in je antwoord een komma en spatie tussen de twee woorden)

Slide 20 - Open vraag

7) Welke combinatie van zie je hier?
afkortingen: hoofdzin (HZ) - bijzin (BZ)
Deze leerling heeft een stageplek gevonden, terwijl de brief pas net verzonden is naar de ouders.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 21 - Quizvraag

8) Noteer het voegwoord.
Deze leerling heeft een stageplek gevonden, terwijl de brief pas net verzonden is naar de ouders.

Slide 22 - Open vraag

Samengestelde zinnen
1) Kun je een samengestelde zin herkennen?
2) Weet je wat een hoofdzin is?
3) Weet je wat een bijzin is?
4) Kun je het verschil aangeven tussen een hoofd- en bijzin?

Slide 23 - Tekstslide

Ik kan het verschil benoemen tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen
0100

Slide 24 - Poll

Ik kan aangeven of een samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin óf uit twee hoofdzinnen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Ik weet wat voegwoorden zijn en ik kan ze aanwijzen in de zin
0100

Slide 26 - Poll