Beeldspraak & stijlfiguren - voorbeelden

Doelen
Aan het einde van de les kun je:

Uitleggen wat beeldspraak is en drie vormen herkennen.

Verschillende stijlfiguren benoemen en herkennen.

Uitleggen wat het effect is van beeldspraak en stijlfiguren.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Doelen
Aan het einde van de les kun je:

Uitleggen wat beeldspraak is en drie vormen herkennen.

Verschillende stijlfiguren benoemen en herkennen.

Uitleggen wat het effect is van beeldspraak en stijlfiguren.

Slide 1 - Tekstslide

Beeldspraak
 Figuurlijk taalgebruik is overal

• ‘de rechtbank zet een streep door’
• ‘de bloedsnelle sensatie van PSV komt op de fiets’
• ‘Amerikaanse politici spelen hoog spel’
• ‘minder zonnig is het beeld in Italië’
• ‘Dennis Wiersma dropte een bommetje

Slide 2 - Tekstslide

Wat is beeldspraak?

Slide 3 - Open vraag

,                                                                         Vergelijking
                                                - Vaak 'als, zoals, net als'

Slide 4 - Tekstslide

- iets levensloos 
krijgt menselijke
eigenschappen
Personificatie

Slide 5 - Tekstslide

- Alleen het beeld 
wordt genoemd
Metafoor

Slide 6 - Tekstslide

Hij rent als een haas.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 7 - Quizvraag

Die slang heeft me verraden
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 8 - Quizvraag

De bloemen keken mij vrolijk aan.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn stijlfiguren

Stijlfiguren = bijzondere formuleringen voor extra effect.

Helpen om iets te benadrukken, verduidelijken of mooier te maken.

Slide 10 - Tekstslide

Stijlfiguren
Hyperbool: Overdrijving. "Ik sterf van de honger."

Understatement: Afzwakking. "Hij kan best aardig voetballen" (over Ronaldo).

Enumeratio: Opsomming. "We kochten appels, peren, bananen en druiven."

Opsomming in drieën: Opsomming drie begrippen. "Vrijheid, gelijkheid, broederschap."


Slide 11 - Tekstslide

Stijlfiguren
Drieslag: Logisch of ritmisch opgebouwd. "Bloed, zweet en tranen."

Climax: Steeds sterker wordende opsomming. "Hij fluisterde, hij sprak, hij schreeuwde."

Antithese: Tegenstelling. "Oud tegenover jong, rijk tegenover arm."

Repetitio: Herhaling. "Nooit, nooit, nooit ga ik dat doen!"

Slide 12 - Tekstslide

Herken de stijlfiguur:


"Hij lachte, hij gierde, hij brulde."

"De stilte was oorverdovend."

"Zij houdt van licht, hij van donker."

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk

Slide 14 - Tekstslide