4.3 De stroomkring

4.3 De stroomkring
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.3 De stroomkring

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van spanningsbronnen
A
Een waterkoker
B
het stopcontact
C
een batterij
D
Een spannende film

Slide 3 - Quizvraag

Hoe groot is de spanning die door deze batterijen worden geleverd? (1,5 V per batterij)
A
0V
B
1,5V
C
3V
D
6V

Slide 4 - Quizvraag

Oplaadbare batterij
staafbatterij
Penlite batterij
platte batterij
1,5 Volt
1,5 Volt
1,3 Volt
4,5 Volt

Slide 5 - Sleepvraag

Alle spanningsbronnen hebben dezelfde spanning
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Zet de spanningsbronnen op volgorde van de laagste spanning naar de hoogst spanning.
Laagste Spanning
Hoogste Spanning

Slide 7 - Sleepvraag

Een staaf-batterij geeft ...... evenveel spanning als een penlite-batterij.
A
Wel
B
Niet

Slide 8 - Quizvraag

Welke van deze spanningsbronnen geeft 230V?
A
Stopcontact
B
Batterij
C
Accu
D
Generator

Slide 9 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de spanning als je meerdere batterijen of spanningsbronnen acher elkaar plaatst?
A
niets
B
meneer Satink heeft dat niet verteld
C
ik moet ze bij elkaar optellen
D
je moet ze met elkaar vermenigvuldigen

Slide 10 - Quizvraag

Oplaadbare batterijen leveren een evengrote spanning als
niet-oplaadbare batterijen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Leerdoelen
4.3.1 Je kunt beschrijven in welke richting de elektrische stroom door een stroomkring loopt.
4.3.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen een gesloten stroomkring en een onderbroken stroomkring.
4.3.3 Je kunt uitleggen wat geleiders en isolatoren zijn.
4.3.4 Je kunt een voorbeeld geven van een geleider en van een isolator.
4.3.5 Je kunt uitleggen hoe je met een schakelaar een stroomkring kunt onderbreken en sluiten.
4.3.6 Je kunt uitleggen wat een schakelschema is.
4.3.7 Je kunt de belangrijkste symbolen toepassen in een schakelschema.

Met een batterij kun je een lampje laten branden. Je sluit het lampje met koperdraden aan op de batterij. Als je het goed doet, geeft het lampje licht.




Slide 12 - Tekstslide

Rondstromen
Een lampje is verbonden met een batterij. 
Eén draad gaat van de plus van de batterij (+) naar het lampje. 
Een andere draad gaat van het lampje terug naar de min van de batterij (−). 
Nu gaat er elektrische stroom door het lampje, waardoor het lampje brandt.




Slide 13 - Tekstslide

Rondstromen
Elektrische stroom gaat lopen als je de plus (+) en de min (−) van een spanningsbron verbindt.

 De stroom gaat dan in een kringetje rond.

Een stroomkring is de verbinding van de plus (+) naar de min (−) van een spanningsbron. 


 De stroom gaat van de plus (+) door het lampje naar de min (−).

Stroomkring

Slide 14 - Tekstslide

Gesloten en onderbroken
Het lampje brandt, omdat er stroom doorheen gaat. 

Dat komt doordat de stroomkring gesloten is. Je zegt: er is een gesloten stroomkring

Maak je nu één draad los, dan kan de stroom niet meer rond. 
Je zegt: er is een onderbroken stroomkring.
Onderbroken                     Gesloten

Slide 15 - Tekstslide

Geleiders en isolatoren
Een stroomdraad is van koper. Koper is een metaal. Alle metalen zijn goede geleiders voor elektrische stroom. Dat betekent dat elektrische stroom gemakkelijk door koper heen kan gaan. 


Rond de koperdraad zit een laagje kunststof.
 De stroom kan niet door kunststof heen.
 Kunststof is een isolator. Een isolator laat geen stroom door. Daardoor kan de stroom alleen de weg van de koperdraad volgen. De stroom kan nergens anders naartoe.

Slide 16 - Tekstslide

De schakelaar
 Je gebruikt een schakelaar om het licht aan en uit te doen.

 Met een schakelaar kun je de stroomkring onderbreken of sluiten.

In een schakelaar zitten twee metalen plaatjes. In de  afbeelding raken die plaatjes elkaar. De stroom kan door de schakelaar lopen. De schakelaar is dicht (gesloten). De stroomkring is gesloten.


Slide 17 - Tekstslide

De schakelaar

Als je de schakelaar omzet, gaan de metalen plaatjes van elkaar . Daardoor kan er geen stroom meer door de schakelaar lopen. De schakelaar is open en de stroomkring is onderbroken.

Slide 18 - Tekstslide

Een schakelschema
Van een stroomkring kun je een tekening maken.
 Het kost veel tijd om deze tekening te maken. 
Daarom teken je een stroomkring eenvoudiger. De eenvoudige tekening van een stroomkring noem je een schakelschema
 In een schakelschema teken je alle onderdelen van de stroomkring. Je tekent ook de draden tussen de onderdelen.

Slide 19 - Tekstslide

schakeling
schakelschema

Slide 20 - Tekstslide

Symbolen
Een symbool is een eenvoudig teken voor iets uit de werkelijkheid. 

Je ziet ook een kort en een lang streepje. Dit is het symbool voor een batterij. Het lange streepje is de plus (+) en het korte streepje is de min (−). 
Een draad teken je als een lijn. Een schakelaar kun je op twee manieren tekenen: open of gesloten.

Slide 21 - Tekstslide

Onthoud
  • Elektrische stroom gaat lopen als je de plus (+) en de min (−) van een spanningsbron verbindt.
  • In een gesloten stroomkring loopt de stroom van de plus (+) naar de min (−) van de spanningsbron.
Een geleider laat stroom gemakkelijk door.
Een isolator laat geen stroom door.
Een lampje brandt alleen in een gesloten stroomkring.
In een onderbroken stroomkring kan de stroom niet rond gaan.
Met een schakelaar kun je de stroomkring onderbreken of sluiten.
Een schakelschema is een eenvoudige tekening van een stroomkring.
In een schakelschema teken je de onderdelen met symbolen 


Slide 22 - Tekstslide

Aan het werk! NOVA
Wat? 4.3  De stroomkring - opdrachten 1 t/m 16
Waar? 1A: in het boek. Blz 216 t/m 221
1B:  In Magister.me in de studiewijzer mens en natuur. 
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Test Jezelf!

timer
1:00

Slide 23 - Tekstslide