bloedsomloop

hoofdstuk 9 bloedsomloop
5 vwo
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

hoofdstuk 9 bloedsomloop
5 vwo

Slide 1 - Tekstslide

Hart en bloedsomloop
- grote bloedsomloop BINAS 84 A
- kleine bloedsomloop BINAS 84A
- hart als pomp
- bouw van het hart BINAS 84C
- hartcyclus BINAS 84D
- embryonale bloedsomloop BINAS 84B

Slide 2 - Tekstslide

Is het hartminuutvolume van de kleine bloedsomloop gelijk aan die van de grote bloedsomloop?
A
Nee
B
Alleen in rust
C
Ja, altijd
D
Geen idee

Slide 3 - Quizvraag


Waarom wordt de bloedsomloop van de mens een dubbele bloedsomloop genoemd?
A
Omdat alle rode bloedcellen per omloop twee keer door het hart gaan
B
Omdat de bloedsomloop bestaat uit aders en slagaders
C
Omdat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt
D
Omdat het hart zuurstofarm en zuurstofrijk bloed vervoert

Slide 4 - Quizvraag

Wat is er anders bij embryonale bloedsomloop tov bloedsomloop van volwassen?
A
Bloed gaat door een gat tussen de boezems
B
Bloed gaat niet langs het hart
C
Bloed gaat bij kleine bloedsomloop direct naar de navelstreng
D
Bloed gaat wel naar de longen maar neemt daar geen zuurstof op

Slide 5 - Quizvraag

hartklep pen tussen linker-boezem en kamer
hartkleppen tussen de rechter-boezem en kamer
halvemaanvormige kleppen
naar longslagader
halvemaanvormigekleppen
naar de aorta

Slide 6 - Sleepvraag

Wat gebeurd er tijdens de hartslag in 3 fases? Sleep de juiste omschrijving naar de juiste hartfase.
Boezems trekken samen
Hartpauze
Kamers trekken samen

Slide 7 - Sleepvraag

Bloeddruk
- systole 
- diastole
- bloeddrukmeting
- bloeddruk verloop in het bloedvatenstelsel BINAS 84E
- wiggersdiagram BINAS 84D

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide


De bloeddruk wordt gemeten in een
A
Armader, onderdeel van de kleine bloedsomloop.
B
Armslagader, onderdeel van de kleine bloedsomloop
C
Armader, onderdeel van de grote bloedsomloop.
D
Armslagader, onderdeel van de grote bloedsomloop

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de systolische bloeddruk
A
de druk in de ader tijdens een golf bloed
B
onderdruk
C
de druk in de slagader tijdens een golf bloed
D
ontspanningsfase

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een gemiddelde bloeddruk?
A
120/80
B
80/120
C
130/90
D
90/130

Slide 12 - Quizvraag

De bloeddruk is het laagste in
A
Slagaders
B
Haarvaten
C
Aders

Slide 13 - Quizvraag

regeling hartwerking
- ECG BINAS 84 D2
- sinusknoop
- av knoop
- bundel van His
- purkinjevezels
- hartminuutvolume
- aanpassen bloedverdeling

Slide 14 - Tekstslide

welk deel het ECG geeft het samentrekken van de boezems weer?
A
P
B
QRS
C
T
D
ST

Slide 15 - Quizvraag

De snelheid waarmee de sinusknoop impulsen afgeeft hangt samen met de lichaamsactiviteit
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

Waarom is het van belang dat de AV knoop de impuls (=stroompje) aan de kamers later doorgeeft dan de Sinusknoop?

Slide 17 - Open vraag

De juiste volgorde van impulsgeleiding in het hart is...
A
Sinusknoop--> bundel van His --> AV-knoop
B
Bundel van His --> Sinusknoop --> AV-knoop
C
AV-knoop--> Sinusknoop--> bundel van His
D
Sinusknoop--> AV-knoop --> bundel van His

Slide 18 - Quizvraag

9.4 stoffentransport
- bloedsamenstelling
- aanmaak bloed
- O2- transport 83D
- CO2 transport 83E
- homeostase bloed (pH)

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de hormoonklier van EPO?
A
Het beenmerg
B
De nier
C
De hypofyse

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het doelwitorgaan van EPO?
A
Het beenmerg
B
De nier
C
De hypofyse

Slide 21 - Quizvraag

door de bloeddruk uitgeperst bloedplasma keert terug in de bloedbaan via...
A
alleen de haarvaten
B
alleen de lymfevaten
C
zowel haarvaten als lymfevaten
D
niet de haar- of lymfevaten

Slide 22 - Quizvraag

De ademhalingsfrequentie wordt direct beïnvloed door
A
De pCO2 van de ingeademde lucht
B
De pCO2 van het bloed
C
De pO2 van de ingeademde lucht

Slide 23 - Quizvraag

Als zuurstof van de lucht in je longen naar je bloed diffundeert, waar is er een hogere pO2?
A
In de lucht in je longen
B
In het bloed
C
De pO2 is gelijk

Slide 24 - Quizvraag

9.5 bloedvaten
- slagaders BINAS 84C2
- aders
- haarvaten
- bouw vaten
- bloedstolling BINAS 84 O
- weefselvloeistof en lymfe BINAS 84G

Slide 25 - Tekstslide

Hoe kan oedeem ontstaan?
A
te weinig eiwitten in voeding
B
verstopte lymfevaten
C
hoge bloeddruk
D
A, B en C zijn allemaal goed

Slide 26 - Quizvraag

Kenmerken van de aders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte

Slide 27 - Quizvraag

wat kun je zeggen over de hoeveelheid bloed die een haarvat instroomt en die een haarvat uitstroomt?
A
er stroomt meer in dan uit
B
er stroomt evenveel in als uit
C
er stroomt minder in dan uit

Slide 28 - Quizvraag

Een slagader...
A
Vervoert bloed naar het hart toe
B
Vervoert bloed van het hart weg
C
Vervoert meestal zuurstofrijk bloed
D
Vervoert meestal zuurstofarm bloed

Slide 29 - Quizvraag

Kenmerken van de haarvaten zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich niet in de organen
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich niet in de organen
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich in de organen
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich in de organen

Slide 30 - Quizvraag

Slagaders
Aders
Naar het hart toe
Van het hart af
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk
Spierwand
Kleppen

Slide 31 - Sleepvraag

De eerste functie van het lymfestelsel
A
Oedeem veroorzaken
B
Weefselvloeistof terug brengen
C
Vocht laten staan
D
Weefselvloeistof aanmaken

Slide 32 - Quizvraag