Les 6 week 41 Nederlands

Les 6
Les Nederlands 

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Les 6
Les Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag
Uitleg:
- Tegenwoordig deelwoord
- Kinderboekenweek 2021
- Het maken van een affiche




Uitvoering:
- Maak een affiche voor de open dag
- Werken in studiemeter
- Opdrachten leerwerkboek maken

Slide 2 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord
Bellend reed ze op de fiets

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Het tegenwoordig deelwoord

Renske werkt graag staand.
Job rende gillend weg.

Het tegenwoordig deelwoord beschrijft iets wat aan de gang is of was.
Vaak geeft het aan dat twee handelingen tegelijk plaatsvonden.
bv bellen en fietsen, lopen en huilen, stampen schreeuwen.
Ik ging lopend naar mijn werk.
Al bellend zat ik op de fiets.
- schrijf het werkwoord + d.
bellend, huilend, stampend
Ik ging lopen-d naar mijn werk.
Rosita ziet er stralen-d uit.
Tegenwoordig deelwoord

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Mijn favoriete kinderboek.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is voorlezen eigenlijk? 
Voorlezen: Een geschreven verhaal hardop lezen. Een voorlezer is gebonden aan de tekst op het papier. Geschreven taal klinkt anders dan gesproken taal en bevat meer moeilijke woorden. 

Zorg dat je het verhaal kent, wordt de verteller.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het nut van het voorlezen van een kinderboek? 

Slide 9 - Woordweb

Wat is het nut van het voorlezen van een kinderboek? 
Het is zinvol voor de taalontwikkeling van kinderen en de uitbreiding van hun woordenschat. Dit geldt voor zowel jonge als oudere kinderen. 
Ze leren niet alleen nieuwe woorden, maar ook hoe een zin goed is opgebouwd. 

Slide 10 - Tekstslide

Taalvaardigheid. 
Het aantal woorden dat een kind per uur ter horen krijgt is van invloed op de taalontwikkeling. Door dagelijks een kwartier voor te lezen, vergroot je de taalvaardigheid van de leerlingen. 
Taalvaardigheid: De mate waarin je een taal kunt spreken, lezen en schrijven. 

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 
Zoek/ bedenk een jeugdboek/voorleesboek waar je speciale herinneringen aan hebt.
  • Titel, auteur, illustrator, serie (eventueel)
  • Korte beschrijving inhoud van het boek.
  • Waarom is het boek bijzonder voor je?
  • Wat voor invloed had het boek op je?
  • Zou je dit boek gebruiken om voor te lezen in de klas/ opvang?

Slide 12 - Tekstslide

Een affiche maken

Slide 13 - Tekstslide

Affiche

Slide 14 - Woordweb

Slide 15 - Tekstslide

Aantekening: affiche 
  • Een affiche is een groot vel bedrukt papier en wordt gemaakt om een  boodschap bekend te maken. 
  • Deze boodschap is van commerciële waarde (reclame maken voor iets).  
  • Een affiche kan over verschillende dingen gaan: een feest, een wedstrijd, een uitje, een open dag etc. 

Slide 16 - Tekstslide

Waar moet je opletten
bij het maken van een affiche?
(Conventies)

Slide 17 - Woordweb

Conventies affiche
Een affiche maak je voor een grote groep. Waar moet het aan voldoen:
- een affiche moet opvallen: Geef je affiche altijd een pakkende titel;
- korte kernachtige zinnen gebruiken: mensen willen snel zien waar het over gaat;
- meestal wie, wat, wanneer, waar (soms waarom) aangeven; 5W's
- op zijn minst tweemaal belangrijke woorden groot schrijven of onderstrepen; (gevoelswaarde)
- in een logische volgorde werken (van algemeen naar zakelijk);
- binnen het kader blijven.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Gratis programma's om affiches mee te maken
- Canva
- Crello
- Adobe

Slide 20 - Tekstslide

Zelf een affiche maken

Slide 21 - Tekstslide

Voorbereiding
  1. Bepaal de doelgroep. Door welk beeld worden zij geprikkeld?


  2. Bepaal het beeld en de kleuren. Wil je één beeld of meerdere? Wil je veel verschillende kleuren of juist niet? Welke kleuren vallen op?  

  3. Bekijk hoe andere  affiches eruitzien. 
  4. Maak een ontwerp.

Slide 22 - Tekstslide

De tekst
  1. Bedenk een tekst waardoor de doelgroep zich meteen aangesproken voelt.
  2. Schrijf de tekst duidelijk, positief en kort op
  3. Sluit de tekst af met een pakkende slotzin. 
  4. Zorg ervoor dat de lezer alle informatie krijgt die hij nodig heeft. Vermeld bijvoorbeeld de tijd, plaats en datum.
  5. Controleer je tekst.

Slide 23 - Tekstslide

De afronding
  1. Werk je ontwerp uit.
  2. Zorg ervoor dat het er verzorgd uitziet. Het is immers een uitnodiging.

Slide 24 - Tekstslide

Maak een affiche voor de open dag
Zet hierin sowieso onderstaande vaste  onderdelen:
- Waar? 
Adres en naam instelling
- Wanneer? 
Datum en tijdstip 
- Welke opleiding?

Slide 25 - Tekstslide

Uitvoeren: 

*Affiche open dag

* werken in studiemeter; Starttaal Online 3F - Taalverzorging - Werkwoordspelling 

* maken opdrachten leerwerkboek


Slide 26 - Tekstslide