les 1 - 19.1/19.2/19.3

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
1) Startopdracht
2)  §19.1 t/m §19.3
3) Evaluatie 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
1) Je kunt minimaal drie vormen van vreemd vermogen benoemen
2) Je kunt toelichten waarom een hypotheek hebben niet klopt
3) je kunt één verschil tussen lineaire en annuitaire hypotheek uitleggen
4) je kunt één verschil benoemen tussen een obligatie en aandeel

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zou Feyenoord aan de 50 mln kunnen komen?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Wat valt je hieraan op?

timer
0:45
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa
Liquide middelen

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

BALANS
Balans eenmanszaak/VOF
Eigen vermogen BV/NV
H18
H19
H19
H17

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 1: Vreemd vermogen is geleend geld
Stelling 2: Er zijn 2 soorten vreemd vermogen:
lang- en kort vreemd vermogen
A
Stelling 1 is juist , stelling 2 is onjuist
B
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
C
Stelling 1 is juist, stelling 2 is juist
D
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vreemd vermogen
  1. onderhandse lening
  2. hypothecaire lening
  3. obligatielening
  4. converteerbare obligatielening
  5. leverancierskrediet
  6. afnemerskrediet
  7. rekening-courantkrediet
  8. leasen 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Leen je wel eens geld van iemand?
A
Ik heb nog nooit geld geleend.
B
Ik leen wel eens geld van mijn ouders.
C
Ik leen wel eens geld van een vriend of vriendin.
D
Ik leen geld van de bank

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

§19.1 Onderhandse lening

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Onderhandse Lening
Dit is een lening op lange termijn die door één geldgever wordt verstrekt.
Voordeel:
1) Direct overleg over bijv. rente, aflossingsschema etc.
2) Vaak door familieleden verstrekt (vooral bij startende bedrijven) en dus nauwelijks bijkomend kosten
3) Wordt gezien als achtergestelde lening 
Nadeel
1) Niet alles wordt goed vastgelegd kan tot problemen leiden

Slide 13 - Tekstslide

LET OP: de rente is niet lager want dit moet marktconform!

§19.2 Hypothecaire lening

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je een hypothecaire lening afsluit bij een bank, dan ben jij de?
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheekgever
C
Geldnemer en hypotheeknemer
D
Geldgever en hypotheeknemer

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Hypotheek vs hypothecaire lening
Het woord hypotheek gaat om het recht van een hypotheek. 

Het recht van hypotheek wordt door de huiseigenaar aan de bank gegeven, in ruil daarvoor krijgt de huiseigenaar een hypotheeklening. De bank heeft, door het recht van hypotheek, het huis als onderpand voor de lening.
Een hypothecaire lening is een geldlening met een lange looptijd (20/30 jaar) voor een onroerend goed en met datzelfde onroerend goed als onderpand (zoals een huis, bedrijfspand, fabriek)

Je hebt dus geen hypotheek, maar je hebt een hypothecaire lening 
LET OP dagelijkse taal ≠ bedrijfseconomische taal

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bank verstrekt de hypotheeklening aan de huiseigenaar. In ruil daarvoor krijgt de bank het recht van hypotheek.

Slide 17 - Tekstslide

hypotheek
Wat is een voordeel van een lineaire hypothecaire lening?
A
In het begin betaal je minder aflossing.
B
In het begin betaal je minder interest.
C
In totaal betaal je minder aflossing.
D
In totaal betaal je minder interest.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lineaire hypothecaire     vs Annuïtaire hypothecaire
lening                                        lening

Slide 19 - Tekstslide

bij lineaire is de aflossing steeds hetzelfde
bij annuiteit is de annuiteit (aflossing +interest) hetzelfde

Welke opmerking over een annuïteiten hypothecaire lening is waar?
A
Je betaalt elke periode evenveel aflossing.
B
Je betaalt elke periode evenveel interst.
C
Je betaalt elke periode in totaal evenveel.
D
Je betaalt elke periode in totaal steeds minder.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel is je schuld na 2 jaar als je een lineaire hypothecaire lening van 30 jaar afsluit voor €600.000 met 2% interest?
A
€546.000
B
€560.000
C
€580.000
D
€600.000

Slide 21 - Quizvraag

600.000 - 600.000/30 x 2 = 560.000

Hoeveel is de annuiteit?
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Annuiteit
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
...
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
...
€342.876,15
A
€8.464,58
B
€16.744,58
C
€351.535,42
D
€17.123.85

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgaves
19.1 ; 19.3 ; 19.4 ; 19.5 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie
hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Deze slide heeft geen instructies