Les 1. schrijven

Schrijfvaardigheid
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Schrijfvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Cómo escribir frases en español?
Om Spaanse zinnen op de goede manier te schrijven, hou je rekening met de onderstaande vragen 

  1. Staan alle werkwoorden bij elkaar?
  2. Is per zin 1 werkwoord vervoegd?
  3. Staat de ontkenning vóór het vervoegde werkwoord?
  4. Staat het belangrijkste werkwoord in de juiste tijd? (dus tegenwoordige tijd, toekomende tijd, etc.)
  5. Staat dat werkwoord goed vervoegd bij de juiste persoonsvorm? ; yo soy, ellos hablan etc
  6. Staat de tijdsaanduiding* vóór of achteraan de zin?  (gisteren, vanochtend, in 1898, om half drie)
  7. Staat de plaatsbepaling** vóór of achteraan de zin? (hier/daar, in Madrid, bij de Kwakel, boven, achter)
  8. Zijn de bijvoeglijk-,bezittelijk voornaamwoord en lidwoord aan het zelfstandig naamwoord aangepast? vb. : Un libro rojo; Nuestra casa roja.
  9. Hebben de vraagwoorden accenten?  é , í, á ó, ú ?;  Denk ook aan de ¿? en de ¡!
  10. Heb je voor de bijzin de bovenstaande regels opnieuw toegepast?

Stappen om Spaanse zinnen te schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Staan alle werkwoorden bij elkaar?
Meestal staan de werkwoorden bij elkaar, maar het belangrijkste werkwoord in de zin moet vervoegd zijn

Pedro no quiere hacer sus deberes.
Pedro wil zijn huiswerk niet maken.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Staat de ontkenning vóór het vervoegde werkwoord?
Pedro No quiere hacer sus deberes, of
Nunca quiere hace sus deberes,
 
Maar bij gebruik van dubbele ontkenning: Pedro no va nunca al cine. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Staat het belangrijkste werkwoord in de juiste tijd, vervoegd met de juiste persoonsvorm? Dus...
Tegenwoordige tijd
Voltooid deelwoord
Toekomende tijd.
hablar
(yo) hablo
yo he hablado
voy a hablar
dormir
(yo) duermo
(yo)he dormido
voy a dormir
levantarse
(yo) me levanto
(yo)me he levantado
voy a levantarme

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Staat de tijdsbepaling voor- of achteraan in de zin?
Wat geeft een tijdsbepaling aan? :
(gisteren, vorige maand, in 1898, om half drie, etc.)

"Esta mañana he comido cereales con yogur"
of 
"He comido cereales con yogur esta mañana "
Deze morgen heb ik müsli met yoghurt gegeten 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Staat de plaatsbepaling voor- of achteraan in de zin?
Wat geeft een plaatsbepaling aan? :
(hier, daar, in Madrid, in de klas, etc.)

"Esta mañana he aprendido muchas cosas nuevas en la clase."
Deze ochtend heb ik veel nieuwe dingen geleerd in de les.
of :
"En Sevilla puedes ver muchos museos interesantes"
"In Sevilla kun je veel interessante musea zien"

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud bij het bijvoegelijk naamwoord
Het bijvoegelijk naamwoord staat (meestal) achter het zelfstandig naamwoord:
un libro rojo ; unos libros rojos
la camiseta roja ; las camisetas rojas

Denk ook aan de uitzonderingen!: E, L
el libro azul; los libros azules en NIET: azulo, azulos
la camiseta verde ; las camisetas verdes en NIET:verdo, verdos.




Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud bij het bezittelijk voornaamwoord
Het bezitteijk voornaamwoord staat voor het zelfstandig naamwoord en geeft aan van wie iets /iemand is: 
mijn boek  - mi libro ;  mijn boeken - mis libros 
jouw broer - tu hermano; jouw broers - tus hermanos
zijn/haar /uw vriend - su amigo ; zijn vrienden - sus amigos
onze dochter - nuestra hija; onze dochters - nuestras hijas
onze zoon - nuestro hijo ; onze zoons - nuestros hijos
jullie zus - vuestra hermana ; jullie zussen - vuestras hermanas 
hun/uw laptop - su portátil ; hun laptops - sus portatiles




Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik accenten: á,é,ó,í,ú,ñ,¿,¡
Hoe maak je het? : Alt gr + de letter die je nodig hebt.

1)Vraagwoorden hebben altijd accenten: dóndecómo, qué, quién, cuándo, por qué, cuánto(-s), cuál(-es)
2)Vervoegingen: m.n. bij estar en vaak bij vosotros*
3) Let ook op verschil: él <> el ; hij <> de/het
4) Vaak is er ook een accent bij woorden die eindigen op -ión: 
la canción, la estación, la instrucción.


*) maar niet bij ser, ir en ver!

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


1. De jurk en de tas zijn mooi.
2. Ik ga winkelen in de hoofdstad van Nederland.
3. Wij maken vandaag een wandeling naar de stad.
4. Ik hou niet van dure dingen. 
5. Hoe laat is het? Het is vijf voor negen 's morgens.
6. Het is een reclame voor de modeshow
Zinnen schrijven 1
Schrijf je zinnen zelf!

Docenten herkennen Translate gebruik!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijven 1: hier inleveren

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1 Hij heeft de pizza gegeten.
2 Jullie zijn om 8 uur 's morgens opgestaan 
3 Wij gaan werken bij deze receptie.
4 Zij hebben een regenpak voor de wandeling. 
5 In de koffer liggen een zwembroek, de handdoek en de onvergetelijke slippers.
6 In de winter draag ik een warme trui als ik door de bergen ga. 
7 Ik heb de cursus gedaan om de formulieren in te vullen.
Zinnen schrijven 2
Schrijf je zinnen zelf!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijven 2: hier inleveren

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1 Hij heeft de pizza gegeten.  - (Él) ha comido la pizza.
2 Jullie zijn om 8 uur 's morgens opgestaan - (Vosotros) os habéis levantado a las ocho de la mañana.  
3 Wij gaan werken bij deze receptie. - Vamos a trabajar en esta recepción
4 Zij hebben een regenpak voor de wandeling. - Ellos tienen un impermeable para el camino.
5 In de koffer liggen een zwembroek, de handdoek en de onvergetelijke slippers.
 - En la maleta están un bañador, la toalla y las chanclas inolvidables.
6 In de winter draag ik een warme trui als (=cuando) ik door de bergen ga. 
 - En el invierno llevo un jersey abrigado cuando voy por las montañas.
7 Ik heb de cursus gedaan om de formulieren in te vullen.
 - He hecho el curso para rellenar los formularios
Zinnen schrijven 2; Antwoorden

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indefinido

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

el indefinindo
  1. Wat is de indefinido?
  2. Wanneer gebruik je de indefinido?
  3. Noem een signaalwoord van de indefinido.
  4. Kahoot

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verleden tijd: indefinido
hablar
comer
escribir
yo
hablé
comí
escribí
hablaste
comiste
escribiste
él/ella/usted
habló
com
escrib
nosotros
hablamos
comimos
escribimos
vosotros
hablasteis
comisteis
escribisteis
ellos/ellas/ustedes
hablaron
comieron
escribieron

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergeet niet de Wedekerende werkwoorden:

 


Ducharse: 
me duché, te duchaste, se duchó…

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn werkwoorden die geheel onregelmatig zijn:
Ir/ser: fui, fuiste, fue, fuimos, fuisteis, fueron.


¡OJO! De vervoegingen van de werkwoorden ‘ir’ en ‘ser’ zijn in de indefinido hetzelfde. ‘fui’ kan dan ‘ik ging’ , maar ook ‘ik was’ betekenen.


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onregelmatige ww 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

INDEFINIDO 
De indefinido wordt gebruikt voor gebeurtenissen die op een bepaald moment in het verleden plaatsvonden. Deze gebeurtenissen/acties zijn afgesloten en hebben voor de spreker geen verband met het heden. 

Ayer hablé con mi abuelo sobre las clases en línea. 
Gisteren praatte ik met mijn opa over de online lessen. 
Ik heb gisteren met mijn opa over de online lessen gesproken. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indefinido (signaalwoorden)
- ayer, anteayer, anoche
- la semana pasada
- el año/mes/verano pasado
- el otro día, el lunes, el martes
- hace 1,2,3 día(s) /semana(s) / un año
- data: en 1946, el 14 de febrero
- en marzo... en navidades...
- aquel día, aquel invierno
- desde 1995 hasta 1998
- la última vez




Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJD HEEFT EEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gisteren
in 2002
afgelopen/vorige week
de laatste keer
drie jaar geleden
Ayer 
la última vez
Hace tres años
la semana pasada
En 2002

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Cuándo se usa el pretérito indefinido?

Ayer vi la película nueva de Disney Encanto
timer
1:00

Slide 25 - Open vraag

Hint: zoek in je boek blz. 127
Perfecto
Indefinido
El año pasado
Todavía no
Hoy
En 1988
Ayer
Esta semana

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

A practicar
Bij de volgende dia's vul je het werkwoord  pretérito indefinido in

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1- Anoche no (visitar)………………………… a mi abuela. (yo) Voy a ir hoy a visitarla.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2- La semana pasada (ir)……………………. a la playa todos los días. (nosotros)

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3- Anoche no (ir) ………………………….. al cine porque estabas enfermo. (tú)

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4 -Fernando Alonso (ganar)……………………. ayer la carrera.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5. El martes ....la serie Friends.
A
vi
B
he visto

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6.Ayer ....pizza y estaba deliciosa.
A
pedí
B
he pedido

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

7. La semana pasada ...a la piscina con mis amigos.
A
fui
B
he ido

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8. Ayer ....a caminar con mi familia.
A
salí
B
he ido

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9. Hace dos días ...un helado.
A
comí
B
he comido

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10. En las vacaciones de otoño me...en casa.
A
he quedado
B
quedé

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

11. Ayer ...un videojuego con mi novia.
A
he jugado
B
jugué

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

12.Anoche .....muchas horas.
A
dormí
B
he dormido

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Descripciones
1.Beschrijf wat Tomás en Verónica aan hebben en hoe ze zijn. Schrijf minimaal 5 zinnetjes per persoon in het Spaans.
2.Bij oefening 2 zoek je een plaatje dat bij de beschrijving past.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Describe cómo es y cómo está vestido Tomás

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.2 Describe cómo va vestida Verónica y cómo es.

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

lee la descripción y pon la imagen en la próxima diapositiva
Juan es veterinario y ama a los animales. Tiene 30 años y mide 1.80 aproximadamente. Tiene el pelo castaño, liso y corto. Lleva puesto unos jeans y una camiseta blanca.  Le gusta el rock y en su tiempo libre se dedica a tocar la guitarra eléctrica con un grupo de amigos de la infancia. Posee un carácter fuerte y es un poco testarudo, aunque tiene un gran corazón.
Tiene una familia hermosa compuesta por su esposa y tres hijos que lo acompañan en todos sus proyectos y lo incentivan a seguir creciendo a nivel personal y profesional.

Fuente: https://ejemplosde.co/descripcion-personas/

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de afbeelding van de beschrijving hier. Sube la foto de la descripción anterior aquí

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Tienes preguntas? ¿Qué quieres practicar ?

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Andere links waar je bijvoeglijke vnw kan oefenen
Antónimos

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Describe a un compañero de la clase.
Escribe como mínimo 10 oraciones.

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

EXTRA
1.video PP /VTT
2.video indefinido / verleden tijd
3. signaalwoorden
4. werkwoorden vervoegen VERBUGA


Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 51 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 53 - Link

Deze slide heeft geen instructies