Klas 1 (MAVO/HAVO) Chapitre 1 D+H & Chapitre 2 D

Klas 1 (MAVO/HAVO) Chapitre 1 D+H & Chapitre 2 D
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransSecundair onderwijs

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Klas 1 (MAVO/HAVO) Chapitre 1 D+H & Chapitre 2 D

Slide 1 - Tekstslide

Het lidwoord (p.55)
De/Het = Le, La, L', Les
Een = Un, Une

Slide 2 - Tekstslide

Vertaal het lidwoord tussen haakjes:
(de) ... frère
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal het lidwoord tussen haakjes:
(de) ... campings
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal het lidwoord tussen haakjes:
(de) ... ami
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal het lidwoord tussen haakjes:
(de) ... amies
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vertaal je "het/de"
in het Frans?
A
le, la, l'
B
de, des, du
C
un, une
D
Je suis un chat

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal het lidwoord tussen haakjes:
(een) ... soeur
A
un
B
une
C
la
D
le

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal het lidwoord tussen haakjes:
(een) ... chat
A
un
B
une
C
la
D
le

Slide 9 - Quizvraag

Hoe vertaal je: "een"in het Frans?
A
un/une
B
le/la/les
C
un/deux
D
des

Slide 10 - Quizvraag

Mnl.
Vrl.
Mv.
de/het
een
Les articles (de lidwoorden)
Un
La / L'
Une
Les
Des
Le /L'

Slide 11 - Sleepvraag

Ik kan de lidwoorden juist vertalen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Het werkwoord avoir = hebben (p.55)
j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont

Slide 13 - Tekstslide

Welke vorm is correct: 'j'ai' of 'je ai'?
A
je ai
B
j'ai
C
jaime
D
jai

Slide 14 - Quizvraag

Nous ... un chat.
A
avons
B
a
C
ai
D
avez

Slide 15 - Quizvraag

Tu ... un frère?
A
a
B
as
C
ont
D
ai

Slide 16 - Quizvraag

Vous ... un problème?
A
a
B
avez
C
ont
D
avons

Slide 17 - Quizvraag

J'... dansé.
A
a
B
avez
C
as
D
ai

Slide 18 - Quizvraag

Dex et Eva ... fait les devoirs.
A
a
B
ont
C
avons
D
ai

Slide 19 - Quizvraag

Quincy ... un petit chien.
A
a
B
ai
C
as
D
avez

Slide 20 - Quizvraag

Ik kan het werkwoord avoir (hebben) in het Frans vervoegen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

De regelmatige werkwoorden op -er (p.92)
Bijvoorbeeld het werkwoord: parler
Stap 1: stam = parler haal je er af = parl
Stap 2: voeg de juiste uitgang toe --> -e, -es, -e, ons, -ez, ent

Slide 22 - Tekstslide

Tu (danser) ... avec une fille?
A
danse
B
danses
C
dansez
D
je danser

Slide 23 - Quizvraag

J' (invite) ... mes copains pour ma fête.
A
invitons
B
invites
C
invitent
D
invite

Slide 24 - Quizvraag

Vous (manger) ... une pizza?
A
mangez
B
mangons
C
mangent
D
ils manges

Slide 25 - Quizvraag

Nous (donner) ... un cadeau à madame Puts.
A
donnez
B
donne
C
donnes
D
donnons

Slide 26 - Quizvraag

Elles (aimer) ... les cours de français.
A
aime
B
aiment
C
aimons
D
aimez

Slide 27 - Quizvraag

Il (écouter) ... beaucoup de musique.
A
écoute
B
écoutent
C
écoutes
D
écouter

Slide 28 - Quizvraag

Ik weet hoe ik de werkwoorden die eindigen op -er moet vervoegen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll