begrijpend lezen vliegtaks

Binnen is beginnen.


 
Lees  in jouw leesboek
stopwatch
00:00
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Binnen is beginnen.


 
Lees  in jouw leesboek
stopwatch
00:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je van CO-2?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 1: oriënterend lezen.
Lees onderstaande tekst oriënterend door.
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
vakantie
B
de proefwerkweek
C
de vliegtaks

Slide 8 - Quizvraag


Vraag 2: informatie opzoeken die letterlijk in de tekst staat
Wat wordt verstaan onder vliegtaks?
 

Slide 9 - Open vraag

begrijpend lezen
Vraag 2: informatie opzoeken die letterlijk in de tekst staat
Wat wordt verstaan onder vliegtaks?
 

Slide 10 - Tekstslide


vraag 3: informatie opzoeken door verbanden te leggen (verwijzingen)
Wie heeft als doel: minder CO2-uitstoot? 

Slide 11 - Open vraag

begrijpend lezen
vraag 3: informatie opzoeken door verbanden te leggen (verwijzingen)
Wie heeft als doel: minder CO2-uitstoot? 

Slide 12 - Tekstslide


vraag 4:indeling van de tekst
Geef met regelnummers aan waar de inleiding, de kern en het slot van de tekst beginnen.

De inleiding begint bij regel _____ .
De kern begint bij regel _____ .
Het slot begint bij regel _____ 

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

vraag 5: alinea's
In welke alinea’s geeft de schrijver zijn standpunt weer?
A
in alinea 1 en 5
B
in alinea 3 en 4
C
in alinea 4 en 5
D
in alinea 2 en 6

Slide 17 - Quizvraag

vraag 5: alinea's
In welke alinea’s geeft de schrijver zijn standpunt weer?
In de 6e alinea herhaalt de schrijver zijn standpunt (in andere woorden).

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 6: alinea’s
In welke alinea’s geeft de schrijver argumenten voor zijn standpunt?

A
in alinea 1 en 5
B
in alinea 3 en 4
C
in alinea 4 en 5
D
in alinea 2 en 6

Slide 19 - Quizvraag

Vraag 6: alinea’s
In welke alinea’s geeft de schrijver argumenten voor zijn standpunt?

Slide 20 - Tekstslide

vraag 7: alinea's
In welke alinea haalt de schrijver een tegenargument van zijn standpunt onderuit?
A
in alinea 3
B
in alinea 4
C
in alinea 5
D
in alinea 6

Slide 21 - Quizvraag

vraag 7: alinea's
In welke alinea haalt de schrijver een tegenargument van zijn standpunt onderuit?
Het argument dat pleit voor invoering van de vliegtaks, is: meer mensen pakken dan de trein. De
schrijver beschrijft nadelen van reizen met de trein, waarmee hij het argument onderuithaalt.

Slide 22 - Tekstslide

vraag 8: doel van de schrijver
De tekst is vooral geschreven om de lezer te …
A
instrueren
B
overtuigen
C
informeren

Slide 23 - Quizvraag

vraag 9: lezerspubliek
Voor wie heeft de schrijver de tekst geschreven?
A
jongeren en volwassenen
B
mensen die vaak met de trein reizen
C
mensen die naar Cantania willen reizen

Slide 24 - Quizvraag

vraag 10: hoofdgedachte
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
De CO2-uitstoot moet omlaag
B
De vliegtaks kan beter niet ingevoerd worden.
C
Laat mensen gewoon met het vliegtuig op vakantie gaan.

Slide 25 - Quizvraag

vraag 11: signaalwoorden
Wat geeft het woord maar in r. 14 aan?
A
een conclusie
B
een opsomming
C
een tegenstelling

Slide 26 - Quizvraag

vraag 12: tekststructuur ( opbouw)
Welke structuur herken je het meest in de tekst?
A
verklaringsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
probleem-oplossingsstructuur

Slide 27 - Quizvraag

vraag 13: samenvattingWat is de beste samenvatting van de tekst?
A
B
C

Slide 28 - Quizvraag