§3.4 Kookpunt en smeltpunt

Aan de slag
- Lezen 3.4 kookpunt en smeltpunt
- Maken opdrachten 1 t/m 10 H3.4




Hoofdstuk 4 Water
§3.4 Kookpunt en smeltpunt
timer
15:00
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NaSkMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

Onderdelen in deze les

Aan de slag
- Lezen 3.4 kookpunt en smeltpunt
- Maken opdrachten 1 t/m 10 H3.4




Hoofdstuk 4 Water
§3.4 Kookpunt en smeltpunt
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Mist bestaat uit heel kleine druppeltjes water.
In welke fase is het water in de mist?

A
Het is een damp.
B
Het is een gas.
C
Het is een vaste stof.
D
Het is een vloeistof.

Slide 2 - Quizvraag

Om te zien hoe warm het is, gebruik je vaak een vloeistofthermometer.
Welke vloeistof zit er meestal in een vloeistofthermometer?

A
alcohol
B
ether
C
water
D
waterverf

Slide 3 - Quizvraag

Als water kookt, ontstaat waterdamp en nevel. Op de foto is de plek waar veel waterdamp is aangegeven met de letter:
A
A
B
B
C
Zowel A als B
D
Geen van beide

Slide 4 - Quizvraag

Sleep de fase en faseovergang naar de juiste plek.
Smelten
Stollen
Condenseren
Sublimeren
Rijpen
Verdampen
gas
vloeistof
vaste stof

Slide 5 - Sleepvraag

Als je tegen een koude ruit blaast, komen er druppels water op de ruit.
Welke fase-overgang vindt dan plaats?


A
condenseren
B
smelten
C
vervluchtigen
D
verdampen

Slide 6 - Quizvraag

Welke fase-overgang neem je waar:
als je de ruiten van de keuken ziet beslaan?

Slide 7 - Open vraag

Welke fase-overgang neem je waar:
als je kleren na een regenbui wil drogen in de zon?

Slide 8 - Open vraag

Welke fase-overgang neem je waar:
als je een druppel gesmolten kaarsvet op het tafelkleed laat vallen?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Video

In Noord-Scandinavië kan de temperatuur in de winter lager zijn dan –20 °C. Daar wordt geen zout gebruikt voor de bestrijding van gladheid, maar zand.
Waarom wordt in Noord-Scandinavië zand gebruikt in plaats van zout?

A
De milieuwetgeving in die landen vereist dit.
B
Het is te koud voor zout.
C
Zand werkt beter op de kiezelwegen in het noorden.
D
Zand zorgt voor stroevere sneeuw.

Slide 11 - Quizvraag