Blok 3 - Fictie - mavo 4

1 / 24
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Blok 3 - Fictie
mavo 4

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan stijlfiguren en beeldspraak in fictie benoemen.
  • Ik kan onderdelen van het opbouwschema voor verhalen herkennen.
  •  Ik kan herkennen hoe een verhaal begint en eindigt.
  • Ik kan motieven, thema’s en de moraal in fictie benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Welke stijlfiguren
ken je nog?

Slide 4 - Woordweb

Planning deze week
  • Maak Blok 3 - Fictie opdr. 1 t/m 5
  • Lever uiterlijk 12 februari 2021 je fictiedossier geprint in bij je docent. (Liefst eerder)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Stijlfiguren
  • Schrijvers maken in gedichten, verhalen of andere teksten vaak gebruik van stijlfiguren. 
  • Dat zijn verschillende manieren om een tekst levendiger te maken. 
  • De schrijver zegt dan bijvoorbeeld dingen op een bijzondere manier.

Slide 7 - Tekstslide

Waarom zou een schrijver gebruik willen maken van stijlfiguren?

Slide 8 - Open vraag

Voorbeelden stijlfiguren
Herhaling
Opsomming
Tegenstelling
Eufemisme
Overdrijving
Understatement
Ironie
Sarcasme

Slide 9 - Tekstslide

Stijlfiguur: herhaling
  • Repetitio
  • Woorden of zinnen worden herhaald.
  • Vaak wordt dit gedaan om de aandacht te vestigen op een woord. 


Slide 10 - Tekstslide

Stijlfiguur: opsomming
  • Enumeratie.
  • Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
  • Vaak wordt dit gedaan om iets te benadrukken. 

Slide 11 - Tekstslide

Stijlfiguur: tegenstelling
  • Antithese.
  • Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen opvallen.
  • Dit wordt vaak gedaan zodat woorden meer opvallen. 

Slide 12 - Tekstslide

Stijlfiguur: eufemisme
  • Iets op een verzachtende manier schrijven of onder woorden brengen. 
  • Let op: is niet spottend bedoeld.

Voorbeeld:
  • Schoonmaker - interieurverzorgster. 

Slide 13 - Tekstslide

Stijlfiguur: overdrijving
  • Iets wordt erger of groter gemaakt dan het in werkelijkheid is. 

Slide 14 - Tekstslide

Stijlfiguur: understatement
  • het tegengestelde van overdrijving, iets wordt afgezwakt terwijl het in werkelijkheid veel erger of groter is. 
  • Let op: hierbij is het wel spottend bedoeld. (In tegenstelling tot een eufemisme!)

Slide 15 - Tekstslide

Stijlfiguur: ironie
  • iets wordt beschreven op een beetje spottende manier, die niet kwetsend bedoeld is. 
  • Vaak wordt het tegengestelde gezegd van wat er bedoeld wordt. 

Slide 16 - Tekstslide

Stijlfiguur: sarcasme
  • Hierbij is de spot sterker dan bij ironie. 
  • Gaat een stap verder dan ironie.  

Slide 17 - Tekstslide

Beeldspraak
  • Figuurlijk taalgebruik.
  • Bij beeldspraak gebruikt de schrijver een beeld om iets of iemand te typeren. 
  • Maakt het interessant of leuk om te lezen. 

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld beeldspraak - vergelijking
  • Lachen als een boer met kiespijn 

Slide 19 - Tekstslide

Opbouwschema van verhalen
Beginsituatie
Dieptepunt
Slot
Ontstaan van probleem
Steeds meer moeilijkheden
Langzame verbetering

Slide 20 - Tekstslide

Ik kan nu uitleggen wat stijlfiguren zijn en minimaal 4 voorbeelden noemen
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Ik kan uitleggen wat beeldspraak is
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Ik kan uitleggen hoe het opbouwschema werkt in een verhaal
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Einde van de LessonUp

Slide 24 - Tekstslide