§13.2 voorkomen en genezen

onderwerpen deel 1
immuun
immunisatie actief en passief
serumresistentie
virusremmers
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

onderwerpen deel 1
immuun
immunisatie actief en passief
serumresistentie
virusremmers

Slide 1 - Tekstslide

Immuniteit

twee vormen:

natuurlijke immuniteit: geheugencellen gemaakt door binnendringen ziekteverwekker

kunstmatige immuniteit: geheugencellen gemaakt door inspuiten van ziekteverwekker

ziekteverwekker is gedood of verzwakt, of alleen antigenen

kunstmatige immuniteit door vaccinatie of immunisatie

Slide 2 - Tekstslide

Actieve immunisatie

Actieve immunisatie = verzwakte of dode ziekteverwekkers in je lichaam spuiten, zodat het lichaam zelf antistoffen gaat maken.

Het voordeel van actieve immunisatie in vergelijk met passieve immunisatie is dat bij actieve immunisatie geheugencellen ontstaan. 

Slide 3 - Tekstslide

Passieve immunisatie

Passieve immunisatie= direct antistoffen in het lichaam toevoegen. Het lichaam hoeft de antistoffen dus niet zelf te maken. Voorbeelden in de afbeelding zijn:    1. Vaccin
                                    2. Moedermelk

Het  werkt snel, maar niet zo lang. (geen geheugencellen!)

Slide 4 - Tekstslide

actieve of passieve immunisatie?

Bij actieve immunisatie krijg je de ziekteverwekker toegediend en maak je zelf antistoffen

Bij passieve immunisatie krijg je antistoffen ingespoten als je geen tijd te verliezen hebt

Slide 5 - Tekstslide

actief versus passief
Actieve immunisatie
Voordeel  --> het is permanent
Nadeel --> je lichaam moet het zelf doen, je wordt dus ziek

Passieve immunisatie
Voordeel --> het gaat snel
Nadeel --> tijdelijk immuun

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen actieve en passieve immunisatie
A
Actief= direct antistoffen binnen krijgen.
B
Passief= direct antistoffen binnen krijgen.
C
Actief= verzwakte of dode ziekteverwekkers inspuiten
D
Passief= verzwakte of dode ziekteverwekkers inspuiten.

Slide 7 - Quizvraag

Myxomatose is een virusziekte die bij konijnen voorkomt. Het virus wordt overgedragen door bloedzuigende insecten zoals muggen. Een besmet konijn raakt door de ziekte zo verzwakt dat er ook ontstekingen optreden die door bacteriën worden veroorzaakt, zoals ontstekingen van ogen en longen.
Konijnen kunnen tegen myxomatose worden ingeënt met een vaccin. Dit vaccin bevat verzwakte ziekteverwekkers. Inenting daarmee is een vorm van immunisatie en levert na één week al een goede immuniteit op.

Hoe wordt deze vorm van immunisatie genoemd?
A
kunstmatige, actieve immunisatie
B
kunstmatige, passieve immunisatie
C
natuurlijke, actieve immunisatie
D
natuurlijke, passieve immunisatie

Slide 8 - Quizvraag

Bij kinderen die worden ingeënt met de dktp-prik (difterie, kinkhoest, pokken en tetanus) en de BMR-prik(Bof, rode hond en mazelen)worden verzwakte ziekteverwekkers ingespoten. Is hierbij sprake van natuurlijke immuniteit , actieve immunisatie of van passieve immunisatie?
A
Van natuurlijke immuniteit.
B
Van actieve immunisatie.
C
Van passieve immunisatie

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het voordeel van actieve immunisatie ten opzichte van passieve immunisatie?
A
Bij actieve immunisatie ontstaan geheugencellen
B
Bij passieve immunisatie ontstaan geheugencellen
C
Bij actieve immunisatie heb je minder bijwerkingen.
D
Bij actieve immunisatie hoeft het lichaam niet zelf antistoffen te maken.

Slide 10 - Quizvraag

Een baby is in de eerste weken na de geboorte beschermd tegen infectieziekten. Dit komt door:
A
natuurlijke, actieve immunisatie
B
natuurlijke, passieve immunisatie
C
kunstmatige, actieve immunisatie
D
kunstmatige, passieve immunisatie

Slide 11 - Quizvraag

onderwerpen deel 2
inenten
vaccinatie
allergie
hooikoorts
auto-immuunziekte
afweer bij dieren

Slide 12 - Tekstslide

Vaccineren
Kunstmatig immuun maken gebeurt door een eiwit van de ziekteverwekker in te spuiten, waardoor antistoffen gevormd worden of een verzwakte ziekteverwekker wordt ingespoten.
Ook hier moet het immuunsysteem zelf antistoffen en geheugencellen gaan vormen: actieve immunisatie.
Spuit je antistoffen in, dan heet dat passieve immunisatie.

Slide 13 - Tekstslide

Wat doet een vaccinatie?
Bij een vaccinatie krijg je een milde vorm van het virus ingespoten
--> je kunt een klein beetje ziek worden
--> je lichaam maakt antistoffen aan
--> de volgende keer herkent je lichaam dit virus en zal het meteen in actie komen!

Slide 14 - Tekstslide

Kunstmatige immuniteit: Omdat sommige ziektes gevaarlijk zijn, zijn 95 % van de kinderen in Nederland als ze 1 jaar zijn ingeënt. Inenten is vaccineren. Bij een vaccinatie krijgt iemand een spuit. Dode of verzwakte ziekteverwekkers worden ingespoten. De witte bloedcellen reageren en maken antistoffen. De ingeënte persoon wordt daarbij een klein beetje ziek. Omdat de griep voor sommige mensen gevaarlijk kan zijn, is er ieder jaar voor hen een griepvaccinatie mogelijk.


Slide 15 - Tekstslide

Auto-immuunziekte
Witte bloedcellen vernietigen lichaamseigen cellen.

Kan opgewekt worden door virus of DNA-aanleg

Voorbeelden:
Diabetes I (eilandjes Langerhans)
Reuma (gewrichten)

Slide 16 - Tekstslide

Diabetes Mellitus - Type 1
  • Auto-immuunziekte --> Immuunsysteem vernietigt de bèta-cellen in de alvleesklier
  • Effect?

Slide 17 - Tekstslide

Elke cel heeft aan de buitenkant eiwitten. Deze antigenen zijn verschillend voor ieder persoon. Vroeg in je ontwikkeling leert je immuunsysteem hoe de eigen eiwitten eruit zien. Deze mag het immuunsysteem niet aanvallen. Gebeurt dit wel, dan heb je een auto-immuunziekte.

Slide 18 - Tekstslide

auto-immuunziekte

er bestaan ziekten waarbij het lichaam antistoffen gaat maken terwijl er geen lichaamsvreemde stoffen in het lichaam zijn. Dan maakt je lichaam antistoffen aan tegen je eigen cellen/weefsels.

Deze ziektes zijn moeilijk te genezen.


Slide 19 - Tekstslide

allergie

overgevoelig voor bepaalde stoffen.

allergische reactie

Slide 20 - Tekstslide

allergie

bij een allergie maakt het lichaam  een antistof tegen antigenen waar je normaal gesproken geen antistoffen voor maakt.

de stoffen die allergieën veroorzaken noem je allergenen.

Slide 21 - Tekstslide

Hooikoorts
  • Allergie voor stuifmeelkorrels
  • lichaam valt de stuifmeelkorrels aan
  • Symptomen: tranende ogen, ontstoken slijmvliezen, loopneus, niesbuien, benauwdheid

Slide 22 - Tekstslide

Allergie
Je afweer reageert te heftig op lichaamsvreemde stoffen

Slide 23 - Tekstslide

Verschillende soorten allergieen
Allergie voor voedingmiddelen (bijv. melk)
Allergie voor stoffen (bijv. huisstofmijt, parfum)
Allergie voor medicijnen (bijv. antibiotica)

Huisstofmijt onder de microscoop --> 

Slide 24 - Tekstslide

  • Wat is het verschil tussen een voedselallergie en een voedselintollerantie?


Voedselintollerantie: jeuk, bultjes, tintelende mond etc.

Voedselallergie: shock of dood (pinda allergie is een bekende).


Epipen:




Slide 25 - Tekstslide

Dieren infecties voorkomen en genezen
vaccinaties
seruminjecties
antibiotica
virusremmers

Slide 26 - Tekstslide

Het verhaal
http://www.lindanieuws.nl/nieuws/andrea-46-verloor-haar-zoon-aan-een-vaccinatie-het-was-een-grote-nachtmerrie/

Slide 27 - Tekstslide