Werkwoord 'hebben'

Werkwoord hebben
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Werkwoord hebben

Slide 1 - Tekstslide

Ik
Jij
Hij/Zij
Wij
Jullie
Zij (2 personen)
hebben
heeft
hebt
heb
hebben
hebben

Slide 2 - Sleepvraag

Ik
A
hebt
B
heb
C
heeft
D
hebben

Slide 3 - Quizvraag

Wij
A
hebt
B
heb
C
heeft
D
hebben

Slide 4 - Quizvraag

Jij
A
hebt
B
heb
C
heeft
D
hebben

Slide 5 - Quizvraag

Is dit een goede zin?
Jullie hebben volgende week vakantie
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Zij (2) hebben vandaag vrij
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Ik

Slide 8 - Open vraag

Jij

Slide 9 - Open vraag

Hij/Zij

Slide 10 - Open vraag

Wij

Slide 11 - Open vraag

Jullie

Slide 12 - Open vraag

Zij (2 personen)

Slide 13 - Open vraag

Ik ...... straks sportles
A
hebt
B
heeft
C
hebben
D
heb

Slide 14 - Quizvraag

Wij ........ veel geleerd
A
hebt
B
heeft
C
hebben
D
heb

Slide 15 - Quizvraag

Jullie ....... veel boeken
A
hebt
B
heeft
C
hebben
D
heb

Slide 16 - Quizvraag

Jij ...... geen telefoon
A
hebt
B
heeft
C
hebben
D
heb

Slide 17 - Quizvraag

Hij ...... een goede baan
A
hebt
B
heeft
C
hebben
D
heb

Slide 18 - Quizvraag

Zij ......... hard gewerkt
A
hebt
B
heeft
C
hebben
D
heb

Slide 19 - Quizvraag

Jij ....... het goed gedaan!
A
hebt
B
heeft
C
hebben
D
heb

Slide 20 - Quizvraag