T6 herhaling

Thema 6: Voortplanting bij planten en dieren

B1 -  Bloemen

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 6: Voortplanting bij planten en dieren

B1 -  Bloemen

Slide 1 - Tekstslide

Bloemen


Bloemen zijn organen van zaadplanten 

  • functie: voortplanten

Alle onderdelen + functies van de bloem leren! 

Slide 2 - Tekstslide

Bloemen
De gekleurde bladeren van een bloem, kroonbladeren, lokken insecten naar de bloem.

De groene bladeren, kelkbladeren, beschermden de bloem toen die nog in de knop zat. 

Slide 3 - Tekstslide

Bloem mannelijk
Stuifmeelkorrels: mannelijke geslachtscellen
Meeldraden: maken stuifmeel
  • Een meeldraad bestaat uit een helmdraad en een helmknop. De helmknop bestaat uit helmhokjes, waarin stuifmeel ontstaat.


Slide 4 - Tekstslide

Bloem vrouwelijk
Stamper = vrouwelijke voortplantingsorgaan 
  • Een stamper bestaat uit een stempel, stijl en vruchtbeginsel
  • In het vruchtbeginsel zitten  zaadbeginsels. Hierin ontstaat één eicel.    

Slide 5 - Tekstslide

Thema 6: Voortplanting bij planten en dieren

B2 -  Bestuiving

Slide 6 - Tekstslide

Bestuiving
Bestuiving = Als er stuifmeelkorrels op de stempel terecht komen van de zelfde soort
Bestuiving kan plaatsvinden door: 
  • De wind
  • Insecten (bijen, vliegen, vlinders)
 


Kunnen uitleggen wat bestuiving is en wat er gebeurt bij bestuiving

Slide 7 - Tekstslide

Insectenbloemen

bestuiving door insecten
opvallende kroonbladeren
geur
nectar
minder, klevend stuifmeel 

Windbloemen

bestuiving door de wind
groene kroonbladeren
kleine bloemen
onopvallende bloemen
kleine lichte stuifmeelkorrels
stempel groot

Je moet het verschil tussen een insectenbloem en windbloem kennen + insectenbloem en windbloemen herkennen op een afbeelding

Slide 8 - Tekstslide

Thema 6: Voortplanting bij planten en dieren

B4 - Bevruchting

Slide 9 - Tekstslide

Wat gebeurt er na bestuiving?
Bevruchting = Het versmelten van de kern van een stuifmeelkorrel met de kern van een eicel

Je moet kunnen uitleggen wat bevruchting is.

Slide 10 - Tekstslide

Stuifmeelbuis
Uit iedere stuifmeelkorrel groeit een buisje = de stuifmeelbuis

De stuifmeelbuizen groeien door de stijl naar de zaadbeginsels in het vruchtbeginsel.

De de kern van een stuifmeelkorrel gaat zo naar een zaadbeginsel toe.

Slide 11 - Tekstslide

Bevruchte eicel
Na de bevruchting gaat de eicel zich delen. 
  • Uit de bevruchte eicel ontstaat zo een kiem
  • Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad

Als een zaad ontkiemt, groeit uit de kiem een kiemplantje

Slide 12 - Tekstslide

Een of meer zaden
Uit het vruchtbeginsel ontstaat een vrucht
  • Een vrucht bevat zaden. Sommige vruchten hebben maar één zaad, andere vruchten hebben meerdere zaden.
  • Elk zaad is ontstaan uit een zaadbeginsel
 met een bevruchte eicel
Je moet uit een afbeelding herkennen hoeveel zaadbeginsels er betrokken zijn bij de bevruchting

Slide 13 - Tekstslide

Thema 6: Voortplanting bij planten en dieren

B5 - Vruchten en zaden

Slide 14 - Tekstslide

Een vrucht
Na bevruchting  begint in het vruchtbeginsel één of meer zaadbeginsels te groeien.

Alleen de zaadbeginsels waarin de eicellen zijn bevrucht, groeien uit tot zaden. 

Slide 15 - Tekstslide

Een vrucht
Het vruchtbeginsel wordt groter. Het groeit uit tot een vrucht. De zaden bevinden zich in de vrucht. 

De vrucht van een bonenplant heet een peulvrucht. 

Slide 16 - Tekstslide

Verschillende vruchten

Sommige vruchten bevatten vruchtvlees = het zachte, soms eetbare gedeelte van de vrucht. 

Slide 17 - Tekstslide

Thema 6: Voortplanting bij planten en dieren

B5 - Voortplanting bij dieren

Slide 18 - Tekstslide

Bevruchting = de kern van het mannelijke voortplantingscel smelt samen met het vrouwelijke voortplantingscel

Slide 19 - Tekstslide

Geslachtscellen
Bij geslachtelijke voortplanting vindt er bevruchting plaats
  • Altijd door twee geslachtscellen
  • Één vrouwelijk (eicel), en één mannelijk (zaadcel)

Slide 20 - Tekstslide

Uitwendige bevruchting
Uitwendige bevruchting = bevruchting buiten het lichaam. 

Bij een kikker legt het vrouwtje de eitjes in het water, het mannetje zit op het vrouwtje en bevrucht de eitjes zodra ze buiten het vrouwtje komen. 
Kunnen uitleggen bij welke dieren uitwendige of inwendige bevruchting plaatsvindt. 

Slide 21 - Tekstslide

Inwendige bevruchting
Bij insecten (en zoogdieren en vogels) vindt de bevruchting meestal plaats in het lichaam van het vrouwtje. Dit noem je 
inwendige bevruchting

Na de bevruchting zet het vrouwelijke insect eitjes af. In de eitjes ontwikkelen zich larven.

Slide 22 - Tekstslide