Herhalingsles H3 Water

  1. Welke rivier heeft het grootste stroomgebied?
  2. Welke rivier vervoert het meeste water?
  3. Is de Rijn een regenrivier of een gemengde rivier?
Welkom! Ga rustig zitten en beantwoord de vragen over de Maas en de Rijn.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

  1. Welke rivier heeft het grootste stroomgebied?
  2. Welke rivier vervoert het meeste water?
  3. Is de Rijn een regenrivier of een gemengde rivier?
Welkom! Ga rustig zitten en beantwoord de vragen over de Maas en de Rijn.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
  1. Je hebt de stof geoefend aan de hand van een quiz (20 vragen)
  2. Je hebt je verdiept in het ontstaan van zoet water op Aarde en de waterkringlopen
  3. Je weet waarom waterschappen belangrijk zijn voor Nederland

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk de afbeeldingen. Welke afbeelding hoort bij welke soort rivier? Kies uit: regenrivier/gemengde rivier en gletsjerrivier.
1.
2.

Slide 3 - Open vraag

Bekijk de waterbalans. In welke maanden is er sprake van een neerslagtekort?
A
In de maanden januari t/m maart
B
In de maanden april t/m augustus
C
In de maanden september t/m december
D
In de maanden september t/m maart

Slide 4 - Quizvraag

Moessons

Slide 5 - Woordweb

Bekijk de grafieken. Op welke dag is de piekafvoer van de Ambleve?
A
13 juli
B
14 juli
C
15 juli
D
16 juli

Slide 6 - Quizvraag

Door ontbossing neemt het aantal overstromingen van rivieren wereldwijd toe. Leg uit hoe ontbossing het overstromingsrisico van rivieren vergroot.

Slide 7 - Open vraag

Bekijk de afbeelding van een Nederlandse delta. Wat is niet waar over het ontstaan van deze delta?
A
Hij is ontstaan omdat de rivier hier bijna in zee uitmondt
B
Hij is ontstaan omdat de stroomsnelheid van de rivier hier afneemt
C
Hij is ontstaan omdat de rivier hier de ruimte heeft
D
Hij is ontstaan omdat de rivier zich hier heeft vertakt

Slide 8 - Quizvraag

Orkanen

Slide 9 - Woordweb

Wat is niet waar over waterschaarste?
A
Een rivier is een belangrijke waterbron bij waterschaarste
B
Als er geen rivier is, halen mensen water uit putten met diep zittend grondwater
C
Door klimaatverandering zal waterschaarste op meer plekken voorkomen
D
Waterschaarste ontstaat vooral in natte gebieden

Slide 10 - Quizvraag

Problemen die ontstaan bij waterschaarste noem je waterstress. Noem een aantal van die problemen.

Slide 11 - Open vraag

Welk begrip herken je in de afbeelding?
A
Verdroging
B
Waterschaarste
C
Waterstress
D
Waterconflict

Slide 12 - Quizvraag

Bekijk het stroomgebied van de Nijl op de kaart. Leg uit hoe er een waterconflict kan ontstaan tussen deze landen.

Slide 13 - Open vraag

Welk begrip past bij de volgende omschrijving?

Een door de mens in een rivier gebouwde versperring, bedoeld voor irrigatiedoeleinden of het opwekken van elektriciteit
A
Ontzilting
B
Irrigatie
C
Stuwdam
D
Duurzaam waterbeheer

Slide 14 - Quizvraag

Duurzaam waterbeheer

Slide 15 - Woordweb

Welk begrip past het beste bij de afbeelding?
A
Uiterwaarde
B
Retentiegebied
C
Nevengeul
D
Waterschap

Slide 16 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding van een kustafslag. Leg uit wat het gevaar van een kustafslag is voor het land achter de duinen.

Slide 17 - Open vraag

Bekijk de kaart van het overstromingsgevoelige gebied. Welk deel van Nederland is het gevoeligst voor overstromingen?
A
Het westen, want het ligt onder zeeniveau
B
Het oosten, want het wordt niet beschermd tegen overstromingen
C
Het Noorden, want het ligt het dichts bij zee
D
Het zuiden, want daar stromen de grote rivieren

Slide 18 - Quizvraag

Tegenwoordig wordt water met behulp van een gemaal uit een gebied gepompt, waardoor een polder of een droogmakerij ontstaat. Leg uit wat het verschil is tussen een polder en een droogmakerij.

Slide 19 - Open vraag

Bekijk de afbeelding van zandsuppletie. Wat is niet waar over zandsuppletie?
A
Zandsuppletie is een maatregel tegen overstromingen
B
Door zandsuppletie wordt de zee vlak voor de kust ondieper en worden de golven afgeremd
C
Bij zandsuppletie wordt er een grote zandvlakte in zee aangebracht wat door zeestromen wordt verdeeld langs de kust
D
Bij zandsuppletie wordt er zand vlak voor de kust op de zeebodem gestort

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag!
Wat?               Je maakt de vragen op het werkblad
Hoe?               Alleen en in stilte
Hulp?              Ik loop rond om vragen te beantwoorden
Uitkomst?    De vragen bereiden je voor op het proefwerk
Klaar?             Kijk je antwoorden na (steek je vinger op)

Slide 21 - Tekstslide

Lesdoelen:
  1. Je hebt de stof geoefend aan de hand van een quiz (20 vragen)
  2. Je hebt je verdiept in het ontstaan van zoet water op Aarde en de waterkringlopen
  3. Je weet waarom waterschappen belangrijk zijn voor Nederland

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video