3.3 Klimaten

 3.3 Klimaten


H2 Zuid-Amerika

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

 3.3 Klimaten


H2 Zuid-Amerika

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling 3.2

Slide 2 - Tekstslide

Convectiestromen
Continentale platen
Oceanische platen

Wat hoort bij wat?
Dik / Dun
Zwaar / Licht
Basalt / Graniet


Slide 3 - Tekstslide

Bewegingen van platen
Platen kunnen op drie manieren bewegen:
  1. Naar elkaar toe: convergentie
  2. Van elkaar af: divergentie
  3. Langs elkaar: transform

Slide 4 - Tekstslide

Naar elkaar toe: convergentie
Tegen elkaar


Zware oceanische plaat duikt onder lichtere continentale plaat
= subductie
- Gebergtevorming: plooiingsgebergte
(Himalaya)
- Gebergtevorming (Andes)
- Trogvorming
Welk type vulkaan
Stratovulkanen

Slide 5 - Tekstslide

Van elkaar af: divergentie
De ruimte wordt opgevuld met magma -> vorming nieuwe aardkorst.
Als twee oceanische platen uit elkaar drijven -> gebergte: Midden-Atlantische Rug).
Welk type vulkaan
Schildvulkanen

Slide 6 - Tekstslide

Langs elkaar: transform
Platen schuiven langs elkaar en veroorzaken zo aardbevingen.
Voorbeeld: San Andreasbreuk

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je weet wat op hoofdlijnen (klimaat, vegetatie) het fysisch geografische beeld is van Zuid-Amerika.
  • Je begrijpt hoe het patroon van de ligging van de klimaat- en vegetatiezones is ontstaan.
  • Je kunt aan de hand van verschillende factoren beschrijven waardoor er verschillende klimaatzones in Zuid-Amerika te onderscheiden zijn.
  • Je kunt de belangrijkste klimaatzones in Zuid-Amerika benoemen en de ligging ervan aanwijzen op de kaart.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Klimaatfactoren
Ligging van klimaat-, vegetatie- en landschapszones worden bepaald door klimaatfactoren:
  • Breedteligging
  • Hoogteligging
  • Loef/lijzijde
  • Invloed zee- en luchtstromen

  • Wat verstoort af en toe het patroon van zee- en luchtstromen? 
El Nino

Slide 10 - Tekstslide

Intertropische convergentiezone (ITCZ)
Het lagedrukgebied rond de evenaar.

Slide 11 - Tekstslide

ITCZ

Slide 12 - Tekstslide

Bij welk druk gebied valt veel neerslag
A
Hoog
B
Laag

Slide 13 - Quizvraag

Tot welke breedtegraad komt de ITCZ
A
30 graden NB en ZB
B
23,5 graden NB en ZB
C
10 graden NB en ZB
D
25 graden NB en ZB

Slide 14 - Quizvraag

ITCZ ten zuiden van de evenaar (januari)
ITCZ ten noorden van de evenaar (juli)

Slide 15 - Tekstslide

Passaat en Moesson

Slide 16 - Tekstslide

Op welk halfrond heeft de wind een afwijking naar rechts?
A
Noordelijk
B
Zuidelijk
C
Beide halfronden
D
Geen van beide

Slide 17 - Quizvraag

Waar zorgt het 'omdraaien' van de passaat voor?
A
Moesson
B
Regenseizoen
C
Droog seizoen
D
Passaat

Slide 18 - Quizvraag

Noordoost passaat
Zuidoost passaat
Afwijking naar rechts
Afwijking naar links
L
H
H
H
L
L
H

Slide 19 - Sleepvraag

A-klimaat
B klimaat
C klimaat
D klimaat
E klimaat

Slide 20 - Sleepvraag

Slide 21 - Video

Klimaatclassificatie volgens Köppen
A: Tropisch
B: Aride
C: Maritiem/Zee
D: Continentaal/Land
E: Polair
(H2) Klimaatgebied is niet hetzelfde als landschapszone

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld
Zet de juiste letters van het klimaatsysteem van Köppen bij de juiste plek op de wereld.

Let op: bij 1 vakje een dubbel antwoord.
EH
Af
BW
Cf
Df
ET

Slide 23 - Sleepvraag

Welke 2e letter van het klimaatsysteem hoort waar?
Savanne
Tropisch Regenwoud
Droog; er groeien struikjes en gras, maar geen bomen. 
Te droog voor begroeiing
Koud, maar begroeiing mogelijk
IJskap
s
w
f
F
T
W
S

Slide 24 - Sleepvraag

Welke 2e letter van het klimaatsysteem hoort waar?
Winterdroogte
Zomerdroogte
Droogteseizoen ontbreekt
Steppe
Woestijn
Toendra
Vriest
s
w
f
F
T
W
S

Slide 25 - Sleepvraag

Klimaatfactoren
Ligging van klimaat- vegetatie- en landschapszones wordt bepaald door klimaatfactoren:
  • breedteligging
  • hoogteligging
  • loef- / lijzijde
  • invloed van zee- en luchtstromen

Slide 26 - Tekstslide

Klimaatfactoren
Ligging van klimaat- vegetatie- en landschapszones wordt bepaald door klimaatfactoren:
  • breedteligging
  • hoogteligging
  • loef- / lijzijde
  • invloed van zee- en luchtstromen

Slide 27 - Tekstslide

Verklaar het verschil tussen A (BW) en F (Af).

Slide 28 - Open vraag

Loef- en lijzijde Andes
30º en 60º ZB: westenwinden -> De westkant van het Andesgebergte is hier de loefzijde (regen) en de oostkant de lijzijde (droog). 

Zuid-Chili: overgangszone (Cs, mediteraan) tussen droge noorden (BW) en zeeklimaat (Cf).

Zuid-Argentinië: pampa's (grasvlakten) in  Patagonië.

Slide 29 - Tekstslide

Mangrove en pampa's
In kustgebieden met een (sub)tropisch klimaat groeien onafhankelijk van de hoeveelheid neerslag in dat gebied mangrovebossen.

Pampa's in Patagonië.

Slide 30 - Tekstslide

Vegetatiezones
In Zuid-Amerika zijn drie soorten vegetatiezones met een savanneklimaat (Aw):
  • Grassavanne met bomen -> Llanes 
  • Savanne met doornstruiken en galerijbossen langs de rivieren -> Caatinga
  • Boomsavanne -> Cerrado

Slide 31 - Tekstslide

Vegetatie
In kustgebieden met een (sub)tropisch klimaat groeien onafhankelijk van de hoeveelheid neerslag in dat gebied mangrovebossen. 

In Patagonië strekken zich eindeloze grasvlaktes uit, de
Pampa's. 


Hoe?
Staan in brak en zout water

Slide 32 - Tekstslide

El Niño

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Zijn er nog vragen over 3.3

Slide 35 - Tekstslide