2.5 Weefselvloeistof en lymfe

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

2.5 Transport

Weefselvloeistof en lymfe

Welke van de volgende stoffen kan niet vrij een haarvat in en uit bewegen?

1. koolstofdioxide
2. zuurstof
3. water
4. eiwitten

Dit bloedbestanddeel speelt een belangrijke rol bij de bloedstolling:

1. Rode bloedcel
2. Bloedplaatje
3. Witte bloedcel

Voor een onderzoek wordt van iemand bloed afgenomen. Het bloed wordt opgevangen in twee buizen: 1 en 2. De inhoud van buis 1 wordt direct na afname onderzocht op de aanwezigheid van fibrinogeen en fibrine. Buis 2 laat men enige tijd staan, tot zich boven in deze buis een heldere, iets gelige vloeistof bevindt en onder in de buis een rood stolsel. Dan onderzoekt men ook de inhoud van buis 2 op de aanwezigheid van fibrinogeen en fibrine.

1. In de buizen 1 en 2 vindt men vooral fibrine
2. In buis 1 vindt men vooral fibrine en in buis 2 vooral fibrinogeen
3. In buis 1 vindt men vooral fibrinogeen en in buis 2 vooral fibrine
4. In de buizen 1 en 2 vindt men vooral fibrinogeen

2.5 Weefselvloeistof en Lymfe

• Je kunt de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe toelichten.

Vorming weefselvloeistof

• Haarvaten bloeddruk hoog
• Bloedplasma wordt uit de haarvaten geperst: filtratiedruk
• Bloedplasma --> weefselvloeistof
• Leucocyten kunnen meegaan

Opname in bloed

Colloïd-osmotische druk 

Hoge concentratie eiwit in bloed, lage concentratie eiwit in weefselvloeistof: Verschil in osmotische waarde. 

Bloed 'trekt weefselvloeistof terug' 

Afvoer van weefselvloeistof 84N

Terug opname lymfe in bloed

Lymfevat komt samen met bloedvat onder sleutelbeen

Stroming lymfevaten door kleppen en spiercontractie

Dus

Bloedplasma - weefselvloeistof door bloeddruk

Weefselvloeistof - bloedplasma, colloid osmotische druk

                                      - lymfevocht

Lymfevocht - bloedplasma onder sleutelbeen

Vragen

- Hoe ontstaat aan oedeem?

- Hoe ontstaat de ' dikke buik' bij ondervoede kinderen?

- Wat is de oplossing/het medicijn?

Huiswerk

Leren en maken 2.5

opdr. 56 t/m 60