NaSk jaar 2 - Les 19: Geluid 4.3 en rekenvaardigheid

Startopdracht:
Hoe krijg je met een muziekinstrument een hoog geluid en hoe een laag geluid? 
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht:
Hoe krijg je met een muziekinstrument een hoog geluid en hoe een laag geluid? 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht:
Hoe krijg je met een muziekinstrument een hoog geluid en hoe een laag geluid? 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom bij NaSk!

Pak voor je:
- Boeken
- Schrift
- Pen 
- Rekenmachine

Pak je huiswerk
Lees de tekst bij 4.3 


 
Startopdracht:
Hoe kun je zelf een instrument maken?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens de les wil ik dat je:
1. Luistert als ik praat
2. Naar elkaar luistert
3. Je spullen voor je hebt
4. Je zo gedraagt dat je de lesstof meekrijgt
5. Respectvol bent naar je klasgenoten en mij


Slide 4 - Tekstslide

Nu absenties
Planning
  • Huiswerk bespreken
  • Lesdoelen
  • Hoofstuk 4 Geluid
  • Zelfstandig werken
  • Huiswerk
  • KAHOOT???


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen

  • Hoe bereken je de oppervlakte?
  • Hoe reken je de oppervlaktematen om?



















Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mededeling
Maandag 19 december:
SO over hoofdstuk 4: par. 1 en 2

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geluid

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling: Hoofdstuk 4 Geluid 
4.1 Geluid maken en horen
4.2 Geluidssterkte
4.3 Hoge en lage tonen
4.4 Beeld en geluid

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Frequentie van geluid =
A
Toonhoogte van geluid
B
Hardheid van geluid

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling: Frequentie
Als een voorwerp trilt beweegt het heen en weer. 
Een snaar kan gemakkelijk 1000 keer per seconde heen en weer terug bewegen.
Hoe sneller iets trilt, hoe hoger de toonhoogte.
Frequentie (f): aantal trillingen per seconde (s)
1 Hertz (Hz) = 1 trilling per seconde


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten muziekinstrumenten
Blaasinstrument
Snaarinstrument
Slaginstrument

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak zelf muziekinstrumenten!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Maak zelf muziekinstrumenten!

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling: GEHOOR-BEREIK
De laagste toon die mensen kunnen horen is 20Hz
Dit noemen we de onderste gehoor-grens

De hoogste toon die mensen kunnen horen is 20.000Hz (20 kHz)
Dit noemen we de bovenste gehoor-grens

Als je ouder wordt ga je hoge tonen steeds minder horen, dus je bovenste gehoorgrens wordt dan lager. De onderste gehoorgrens verandert niet veel.




Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gehoordrempel:

Geeft aan Hoe hard geluid moet zijn om te horen


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke geluiden hoor je?
  • Onderste gehoorgrens: laagste toon die je kan horen als mens: 20 Hertz
  • Bovenste gehoorgrens: hoogste toon die je kan horen als mens: 20000 Hertz.
  • Gebied tussen de onderste en bovenste gehoorgrens heet: gehoorbereik

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
opdracht 12 t/m 21 op pagina 219
Vragen?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oppervlakte en inhoud



Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oppervlakte 
De oppervlakte van een kamer bereken je door de lengte te vermenigvuldigen met de breedte.

De formule is dus:

Oppervlakte = lengte x breedte

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe doen wij berekeningen in Nask?
Gegeven:

Gevraagd:

Formule:

Berekening: 

Antwoord:


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lengte van de groene vierkant is 5cm. De breedte is 10 cm. Bereken de oppervlakte van de vierkant.
Gegeven: 

Gevraagd:

Formule:

Berekening:

Antwoord:

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lengte van de groene vierkant is 5cm. De breedte is 10 cm. Bereken de oppervlakte van de vierkant.
Gegeven:          lengte = 5 cm

                              breedte = 10cm
Gevraagd:

Formule:

Berekening:

Antwoord:




Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lengte van de groene vierkant is 5cm. De breedte is 10 cm. Bereken de oppervlakte van de vierkant.
Gegeven:          lengte = 5 cm

                              breedte = 10cm
Gevraagd:        oppervlakte

Formule:

Berekening:

Antwoord:




Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lengte van de groene vierkant is 5cm. De breedte is 10 cm. Bereken de oppervlakte van de vierkant.
Gegeven:          lengte = 5 cm

                              breedte = 10cm
Gevraagd:        oppervlakte

Formule: Oppervlakte = lengte x                                 breedte
Berekening:

Antwoord:




Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lengte van de groene vierkant is 5cm. De breedte is 10 cm. Bereken de oppervlakte van de vierkant.
Gegeven:          lengte = 5 cm

                              breedte = 10cm
Gevraagd:        oppervlakte

Formule: Oppervlakte = lengte x                                 breedte
Berekening:     5 x 10 = 50

Antwoord:




Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lengte van de groene vierkant is 5cm. De breedte is 10 cm. Bereken de oppervlakte van de vierkant.
Gegeven:          lengte = 5 cm

                              breedte = 10 cm
Gevraagd:        oppervlakte

Formule: Oppervlakte = lengte x                                 breedte
Berekening:     5 x 10 = 50
Antwoord:    De oppervlakte is 50cm2




Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je de oppervlakte van andere vlakken?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omrekenen van lengte maten

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omrekenen van oppervlakte maten

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken ZS
- Maak opdracht 1, 2 en 3 op pagina 240
- 10 minuten ZS
- Niet klaar? Huiswerk



timer
10:00
KAHOOT??

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen

  • Je kunt aangeven hoe je op een muziekinstrument tonen maakt. ✔
  • Je kunt uitleggen waarom de ene toon hoger of lager klinkt dan een andere toon. ✔
  • Je kent het gehoorbereik van de mens

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor volgende les



- opdracht 12 t/m 21 op pagina 219


Tot de volgende les!

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies