Les 11 - Literatuurgeschiedenis middeleeuwen

Literatuurgeschiedenis middeleeuwen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Literatuurgeschiedenis middeleeuwen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les van alles over de literatuurgeschiedenis van de middeleeuwen.

Slide 2 - Tekstslide

Welk van deze kenmerken is niet van toepassing op de voorhoofse ridderroman?
A
Eer en trouw aan leenheer en God
B
Heftige duels waarin veel bloed vloeit
C
De omgangsvormen zijn zeer verfijnd
D
De vrouw speelt een ondergeschikte rol

Slide 3 - Quizvraag

Karel ende Elegast is een
A
Voorhoofse ridderroman
B
Hoofse ridderroman

Slide 4 - Quizvraag

Welk van deze kenmerken is niet van toepassing op de fabel?
A
Dieren symboliseren mensen
B
Er zit een wijze levensles in
C
Eigenschappen worden karikaturaal uitvergroot
D
Er wordt kritiek geleverd op de gevestigde orde

Slide 5 - Quizvraag

Een theocentrische samenleving is een samenleving waarin...
A
God en het geloof centraal staan
B
de economie heel belangrijk is
C
eer en trouw erg belangrijk zijn
D
literatuur hoog gewaardeerd wordt

Slide 6 - Quizvraag

Wat is geen andere naam voor een voorhoofse ridderroman?
A
Karelroman
B
Chanson de Charles
C
Frankische roman
D
Chanson de geste

Slide 7 - Quizvraag

Wat is geen heilig getal?
A
3
B
4
C
6
D
7

Slide 8 - Quizvraag

Epische concentratie houdt in dat de hoofdpersoon avonturen meemaakt...
A
die epic zijn
B
om God tevreden te stellen
C
waar hij in het echt nooit bij kon zijn
D
om een vrouw tevreden te stellen

Slide 9 - Quizvraag

Waarom waren boeken in de middeleeuwen zo duur?
A
de materialen waren heel kostbaar
B
ze werden met de hand geschreven
C
de vraag was groter dan het aanbod
D
de weinige mensen die konden lezen waren rijk

Slide 10 - Quizvraag

Wat was geen gevolg van de uitvinding van de boekdrukkunst?
A
boeken werden veel goedkoper
B
steeds meer mensen gingen lezen
C
er werden veel meer boeken gemaakt
D
er kwam een eind aan de geestelijke boeken

Slide 11 - Quizvraag

Welk van onderstaande uitspraken is niet van toepassing op gemeenschapskunst
A
copyright bestond niet
B
de schrijver kreeg alle eer van zijn werk
C
het verhaal is ter ere van God geschreven
D
de naam van de schrijver is onbekend

Slide 12 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van de hoofse ridderroman?
A
een personage ondergaat een queeste
B
omgangsvormen zijn zeer verfijnd
C
liefde is een belangrijk verhaalelement
D
trouw aan leenheer en God zijn het belangrijkst

Slide 13 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van de literatuur voor het volk in de middeleeuwen?
A
de verhalen werden doorverteld
B
troubadours schreven tekst en muziek
C
de verhalen gingen altijd over God
D
minstrelen brachten het ten gehore

Slide 14 - Quizvraag

Welke periode onderscheiden we niet in de middeleeuwen?
A
de vroege middeleeuwen
B
de middelste middeleeuwen
C
de hoge middeleeuwen
D
de late middeleeuwen

Slide 15 - Quizvraag

Wat was geen gevolg van de verstedelijking in de late middeleeuwen?
A
de samenleving werd minder theocentrisch
B
kloosters werden massaal leeggeroofd
C
er ontstonden stadsscholen
D
het feodale stelsel brokkelde af

Slide 16 - Quizvraag

Rond welke tijd kwamen de eerste voorhoofse ridderromans uit?
A
Rond 850 na Christus
B
Rond 1060 na Christus
C
Rond 1170 na Christus
D
Rond 1230 na Christus

Slide 17 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van het geestelijk toneel in de middeleeuwen?
A
het werd op het marktplein opgevoerd
B
priesters voerden sketches op
C
er werd uitgebeeld hoe je vroom moet leven
D
als je blijft bidden, vergeeft God je zonden

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van de volksballade?
A
vaak is er een komische afloop
B
het verhaal wordt sprongsgewijs verteld
C
er komen veel herhalingen in voor
D
het is op rijm gezet

Slide 19 - Quizvraag

Waarom was veel van de middeleeuwse volksliteratuur op rijm gesteld?
A
dat ligt lekker in het gehoor
B
dat is toeval
C
zo is het beter te onthouden
D
als je dat niet deed, kreeg je een boete

Slide 20 - Quizvraag

Welke van de uitspraken over de Beatrijslegende is niet waar?
A
Beatrijs ontvlucht het klooster
B
Beatrijs blijft tot Maria bidden
C
Beatrijs komt in de prostitutie terecht
D
Beatrijs wordt gestraft door God

Slide 21 - Quizvraag

Welk begrip hoort niet in het rijtje thuis?
A
codex
B
boekdrukkunst
C
wiegendruk
D
incunabel

Slide 22 - Quizvraag

Welke ontwikkeling maakte het middeleeuws toneel sinds de verstedelijking niet door?
A
De avonturen liepen altijd verkeerd af
B
Liefde speelde een belangrijkere rol
C
Het geloof werd minder belangrijk
D
Het werd opgevoerd door burgers

Slide 23 - Quizvraag

Wat is geen verschil tussen de voorhoofse en de hoofse ridderroman?
A
de rol van de vrouw
B
de rol van de hofdag
C
de eigenschappen van de ridder
D
de omgangsvormen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van de hofdag?
A
er werd recht gesproken
B
koning en vazallen kwamen bijeen
C
het te voeren beleid werd doorgesproken
D
de burgers speelden een belangrijke rol

Slide 25 - Quizvraag

Wat was geen verschil tussen vrije boeren en horigen?
A
Vrije boeren hadden wél dienstplicht
B
Vrije boeren waren géén eigendom van anderen
C
Vrije boeren behoorden niét tot de derde stand
D
Vrije boeren hadden wél eigen land

Slide 26 - Quizvraag

Welke stand in de middeleeuwen stond het hoogst in aanzien?
A
Boeren
B
Burgers
C
Geestelijkheid
D
Adel

Slide 27 - Quizvraag