Donderdag 8 mei 2025

Donderdag 8 mei 2025
BK >  je leert vandaag: 
  • woorden met b/p en d/t spellen;
  • woorden op -heid en -teit spellen;
  • woorden op -ig en -lijk spellen.
M  >  je leert vandaag:
  • de stam van een werkwoord bepalen;
  • de persoonsvorm in de verleden tijd spellen.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Donderdag 8 mei 2025
BK >  je leert vandaag: 
  • woorden met b/p en d/t spellen;
  • woorden op -heid en -teit spellen;
  • woorden op -ig en -lijk spellen.
M  >  je leert vandaag:
  • de stam van een werkwoord bepalen;
  • de persoonsvorm in de verleden tijd spellen.

Slide 1 - Tekstslide

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Hij eet een appel.'
A
3 zinsdelen
B
2 zinsdelen
C
4 zinsdelen
D
1 zinsdeel

Slide 2 - Quizvraag

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Wanneer heb ik vakantie ?
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 3 - Quizvraag

Hoe herken je een lijdend voorwerp?
A
Vraag: Wat of wie + werkwoord?
B
Het is altijd een zelfstandig naamwoord.
C
Vraag: Waarom of hoe?
D
Vraag: Waar of wanneer?

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin: 'Zij leest een boek.'?
A
een boek
B
de bibliotheek
C
Zij
D
leest

Slide 5 - Quizvraag

Welke zin heeft een lijdend voorwerp?
A
Ik zie de bal.
B
Hij loopt snel.
C
Ik speel graag.
D
Zij zijn blij.

Slide 6 - Quizvraag

b of p
Je kunt niet altijd horen hoe je een woord moet spellen. Bij sommige woorden klinkt de laatste letter als een p. Je schrijft dan niet altijd een p. Soms moet je een b schrijven.
Als je zo'n woord langer maakt, hoor je hoe je het moet spellen.

lib of lip? → lippen → lip
dub of dup → dubben → dub

Slide 7 - Tekstslide

d of t
Bij sommige woorden klinkt de laatste letter als een t. Je schrijft dan niet altijd een t. Soms moet je een d schrijven.

bad of bat? → baden → bad
kaard of kaart? → kaarten → kaart

Slide 8 - Tekstslide

woorden met -heid en -teit
Veel woorden eindigen op -heid of -teit. Deze stukjes schrijf je altijd hetzelfde.
-heid   >   werkloosheid    gezelligheid 
-teit     >    activiteit              specialiteit

Let op: Heeft het woord echt met tijd te maken? Dan schrijf je niet -teit maar -tijd: zomertijd, etenstijd.

Slide 9 - Tekstslide

woorden met -lijk
Hoor je aan het eind van een woord /luk/ of /lijk/? Dan schrijf je -lijk. Als je een woord op -lijk langer maakt, dan schrijf je er een e achter.

Het schilderij is lelijk.  
Het lelijke schilderij.

Slide 10 - Tekstslide

klankveranderend werkwoord
Er bestaan twee soorten werkwoorden: klankveranderende en klankvaste werkwoorden. Bij klankveranderende of sterke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd (v.t.).

houden  -   ik hield
nemen    -   ik nam

Slide 11 - Tekstslide

klankvast werkwoord
Bij klankvaste of zwakke werkwoorden verandert de klank niet. De persoonsvorm in de verleden tijd is de ik-vorm + te(n) of + de(n).

bakken   -    ik bakte
planten   -   wij plantten
grijnzen  -   ik grijnsde

Slide 12 - Tekstslide

(thuis)werk

BK  >  bladzijde 18-20: opdracht 16, 17, 18, 19

M (gth)  >  bladzijde 18-22: opdracht 14, 15, 16, 17, 18

Slide 13 - Tekstslide