Zwaartekracht
1 / 10
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Op welk voorwerp werkt de zwaartekracht?
A
Een bal die in de lucht vliegt
B
Een doos die opgetild wordt
C
Ik die op mijn stoel zit
D
Op elke situatie
Slide 3 - Quizvraag
Welke richting heeft de zwaartekracht
A
Verticaal
B
Horizontaal
C
Schuin
D
Geen van vorige antwoorden
Slide 4 - Quizvraag
Welke zin heeft de zwaartekracht?
A
Omhoog
B
Naar het midden van de aarde
C
Dit kun je niet weten
Slide 5 - Quizvraag
Welke uitspraak is juist?
A
De zwaartekracht is een veldkracht
B
De massa van een voorwerp is kleiner op de maan
C
De zwaartekracht is een contactkracht
D
Geen van de vorige uitspraken is juist
