Toetsbespreking H4 T2 2020-2021

toetsbespreking
H4 T2 2020-2021
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

toetsbespreking
H4 T2 2020-2021

Slide 1 - Tekstslide

vraag 1 max 2 punten
DOOR DE TIJD HEEN
De volgende gebeurtenissen, die het mens- en wereldbeeld veranderden, staan in willekeurige volgorde:
1.    De brief van Maarten Luther met 95 stellingen bevatte onder andere een passage over de persoonlijke relatie tussen een christen en God.
2.    Na jaren van verzoeken verkreeg de Italiaan Columbus eindelijk de steun en financiële middelen van de Spaanse vorst om op ontdekkingsreis te gaan.
3.    Onder invloed van de opkomende renaissance gaf Cosimo de Medici de opdracht de straten van Florence te verfraaien en bevorderde hij de groei van kunst en cultuur.
4.    De VOC werd opgericht en kreeg een monopolie op de handel met Azië.
5.    Op het Concilie van Trente werd besloten het protestantisme hard aan te pakken, wat een definitieve scheuring binnen de kerk van West-Europa betekende.
6.    Mede dankzij de ontdekking van de boekdrukkust konden de ideeën van de renaissance verspreid worden over heel Europa.

Slide 2 - Tekstslide

vraag 1
362154

of

236154

Slide 3 - Tekstslide

vraag 2

De uitspraak van Leonardo da Vinci (1452 – 1519): “Ervaring/kennis is steeds de leermeesteres geweest van al wie goede geschriften heeft nagelaten”, is kenmerkend voor de renaissance.
3p
-Noem een kenmerkend aspect wat past bij de renaissance.
-leg uit waarom deze uitspraak van Leonardo da Vinci kenmerkend is voor de
renaissance.

Slide 4 - Tekstslide

vraag 2
economisch motief: in de tekst lees je dat de koning Columbus opdracht had gegeven om 'niet over land te reizen in oostelijke richting maar om de we naar het westen te nemen'. de koning probeerde dus om een weg naar Azië te vinden via het westen om zo handel te kunnen drijven met deze landen.1p


Religieus motief: in de tekst lees je dat dat koning Columbus erop uit had gestuurd om "daar de landen en de volken te bezoeken om hen te bekeren tot ons heilig geloof". dus de koning wilde in deze landen de mensen bekeren tot het christelijke geloof 1p


Slide 5 - Tekstslide

vraag 3
Gebruik bron 1
Uit deze bron blijkt een economisch en religieus motief van de Spaanse koning voor de opdracht aan Columbus.
2p Leg met behulp van de bron uit wat deze motieven waren.


Slide 6 - Tekstslide

vraag 3
In de bron is te lezen dat Columbus een brief schrijft aan Koning Ferdinand van Spanje. In de brief staat het volgende: 'Hierop bedacht U mij uit te zenden naar Indië om daar de landen en volkeren te bezoeken en hen te bekeren tot ons heilig geloof'. Hieruit blijkt dus dat Ferdinand Columbus de taak had gegeven om volkeren tot het Christendom te bekeren. 1p.


verder in de tekst staat het volgende: 'U gaf mij de opdracht niet over land te reizen in oostelijke richting, maar om de weg naar het westen te nemen, zonder dat wij wisten of iemand die weg ooit eerder ging'. Hieruit blijkt dus ook dat Ferdinand Columbus de taak heeft gegeven om een nieuwe route naar Indië te ontdekken.
Dus: het economische motief was een nieuwe, snellere route naar Indië vinden en het religieus motief was om meer volkeren te bekeren tot het Christendom.1p



Slide 7 - Tekstslide

vraag 4
Gebruik bron 2
Stel je doet onderzoek naar hoe men in de Nederlanden dacht over de Reformatie en heiligenverering. Voor je onderzoek vind je deze bron en je concludeert dat deze bron niet een representatief beeld schetst voor je onderzoek.
4p Leg uit
−    Waarom deze bron niet representatief is voor je onderzoek en
−    Dat uit de bron blijkt dat de leiders in Delft aanhangers zijn van de reformatie.

Slide 8 - Tekstslide

vraag 4 (1e deel)
Deze bron is niet representatief voor het onderzoek, want de bron weerspiegeld niet het hele volk, en je doet onderzoek hoe de Nederlanden dachten (en in de bron lees je alleen wat de Delfse autoriteiten vonden). Je kan ook uit de bron halen dat de mensen eigenlijk gewoon Sinterklaas wouden vieren, ook al waren ze protestants.

Slide 9 - Tekstslide

vraag 4 2e deel
Uit de bron blijkt dat de leiders in Delt aanhangers zijn van de reformatie omdat ze een feest, waarbij een katholieke heilige een grote rol speelt en dus een katholiek feest is,willen verbieden. Bij dit feest word een heilige vereerd en daar deden de aanhangers van de reformatie niet aan.2p

Slide 10 - Tekstslide

vraag 5

In de Nederlanden kwam er halverwege de zestiende eeuw steeds meer verzet tegen de Spaanse koning, dit mondde zelfs uit in een opstand.
3p Noem drie oorzaken voor deze opstand. Noem een economische, religieuze en bestuurlijke oorzaak en leg deze uit.


Slide 11 - Tekstslide

vraag 5
. de Economische oorzaak voor deze opstand was, de spaanse koning verbruikte al het geld om oorlogen te kunnen voeren, legers te huren voor die oorlogen waardoor zijn schatkist leeg geraakte. Nederland kreeg hierdoor minder geld om te kunnen leven. ze werden "kaal ge plukt" door de belastingen die ze moesten betalen.1p

de religieuze oorzaak voor deze opstand was, dat de koning katholiek was, en veel nederlanders protestant en ze waren het niet eens met zijn beleid van de kettervervolging van 1550.1p

de bestuurlijke oorzaak van deze opstand was, dat ze niet wilde dat de nederland een gecentraliseerde staat werd. Hierdoor kwamen de Nederlanden in opstand.1p



Slide 12 - Tekstslide

vraag 6
Gebruik bron 3
Hessel Aysma was lid van een Nederlandse diplomatieke missie naar Engeland in 1585. Hij schrijft zijn brief tijdens de Nederlandse opstand.
2p Leg uit aan de hand van een tekstelement uit de bron dat de visie van Aysma op het besturen van een land later niet werd uitgevoerd in de Republiek.  

Slide 13 - Tekstslide

vraag 6
De visie van Aysma op de besturen van een land werden niet uitgevoerd in de Republiek omdat, in de bron staat: 'Als de macht niet wordt overgedragen, of wanneer het burgerlijk gezag niet wordt gecombineerd met de militaire bevelvoering, zie ik nauwelijks hoop p[ een goede afloop.' Je kunt zien aan dat ze dit niet gebruikt hebben, omdat ze in de Nederlanden 1 persoon als Stadhouder hadden en hij voerde alleen het leger aan en het burgelijk gezag was onder leiding van de regenten die bepaalde de dingen over de burgers. in de Nederlanden hadden ze die dingen gescheiden.2p

Slide 14 - Tekstslide

vraag 7
Gebruik bron 4
Een bewering: dit schilderij illustreert verschillende aspecten van de zeventiende eeuw, namelijk 1) de economische bloei, 2) de culturele bloei van de Republiek en 3) het ontstaan van wereldwijde handelscontacten.          
3p Maak voor elk van deze drie aspecten duidelijk dat het schilderij dit aspect illustreert.

Slide 15 - Tekstslide

vraag 7
bron 4 ilustreerd het aspect 1 ( de economische bloei) door dat de VOC werd vernoemt in de toelichting  en je de boten op de achtergrond ziet dit was een goede periode en nederland ontbloeide economisch gezien door alle handel.1p

bron 4 ilusteerd aspect 2 ( culturele bloei) door dat er een nederlander in azië woont en hij heeft een slaaf van een andere afkomst (cultuur)1p

bron 4 ilusterred aspect 3 ( ontstaan van wereldwijde handelscontacten) door dat er een Nederlandse man in Java woont samen met zijn vrouw. om hier te wonen in een ander land en ander continent moet je goede handelscontanten hebben om de VOC de laten voortstaan.1p

Slide 16 - Tekstslide

vraag 8
In 1533 wordt Elizabeth Tudor geboren als dochter van koning Hendrik VIII van Engeland. Van 1558 tot haar dood in 1603 was zij als Elizabeth I koningin van Engeland.

Drie gegevens over haar leven:
1.    Kort voor de geboorte van Elizabeth in 1533 maakte haar vader zich los van de paus om te kunnen scheiden van zijn eerste vrouw.
2.    In 1578 stuurde Elizabeth Sir Humphrey Gilbert erop uit om in Noord-Amerika "zoveel mogelijk heidense en barbaarse landen en gebieden te ontdekken (...) die nog niet in het bezit zijn van christelijke koningen of mensen".
3.    In 1585 sloot Elizabeth het Verdrag van Nonsuch, waarin ze beloofde een leger te sturen om de opstandige Nederlanden te steunen.

Deze gegevens uit het leven van Elizabeth kunnen gebruikt worden om verschillende kenmerkende aspecten van de zestiende eeuw te beschrijven.
3p Toon dit aan door elk van deze drie gegevens te koppelen aan een ander kenmerkend aspect van de zestiende eeuw en leg je keuze uit!

Slide 17 - Tekstslide

vraag 8
gegeven 1 hoort bij de protestanse reformatie had als gevolg dat de christelijke kerk in West-Europa geslplist werd, omdat de paus natuurlijk katholiek is en zijn eerste vrouw was katholiek en waarschijnlijk mocht hij niet sheiden tenzij hij zich losmaakte van het geloof. 1p

Slide 18 - Tekstslide

vraag 8
gegeven 2 hoort bij Het begin van de europese overzeese expansie, want ze gingen de gebieden die nog niet genomen/ontdekt waren opzoekene en voor zichzelf claimen. ze zoeken in deze gegeven andere delen van de wereld op.

Slide 19 - Tekstslide

vraag 8
gegeven 3 hoort bij Het conflict van de Nederlanden wat resulteerde in de nerdelandse staat. omdat de Nederlanden aan het vechten (letterlijk vechten) waren voor hun vrijheid en hiermee kregen ze steun van haar. en haar hulp heeft ond ook een stapje verder gebracht. 1p

Slide 20 - Tekstslide

vraag 9
De Renaissance, de Reformatie en het begin van de Nederlandse opstand staan allemaal met elkaar in verband. Zonder de een zou het andere waarschijnlijk niet hebben plaatsgevonden.

4p Leg uit dat de Renaissance een oorzaak was voor de Reformatie en leg uit dat de Reformatie uiteindelijk bij heeft gedragen aan het begin van de Nederlandse opstand.

Slide 21 - Tekstslide

vraag 9
De renaissance, reformatie en nederlandse opstond hebben allemaal met elkaar te maken omdat, bij de renaissance het hiernamaals niet langer centraal stond met het mens en individu in het hier en nu, 1pdaardoor verandererde het mens en wereld beeld. Het heeft bijgedragen bij de reformatie omdat er meer kennis kwam  en daardoor ook nieuwe geloven. Bij de reformatie werd hier gebruik van gemaakt en ontstonden misstanden en corrruptie binnen de kerk. De reformatie heeft invloed op de nederlandse opstand, omdat er bij de reformatie nieuwe geloven ontwikkelt werden,1p(lutheranisme, kathlonimse en het calvinisme). De Nederlanden geloofden in het Calvinisme, 1p maar de Spaanse koning niet. Daardoor kwam Nederland onder andere in opstand.1p

Slide 22 - Tekstslide