Quiz vocabulaire en werkwoorden unité 32

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Quiz Unité 32

Maak deze quiz zonder je boek of werkwoordenblad. Het is de bedoeling om te kijken of de leerstof is blijven hangen. 

Geef de vertaling van het bijvoeglijk naamwoord:
un bureau ouvert

Geef de vertaling van het bijvoeglijk naamwoord:
un pot fermé

Geef de vertaling van het bijvoeglijk naamwoord:
un mauvais livre

 des yeux

un nez

un doigt

une jambe

un dos

un pied

un bras

un ventre

une bouche

un cheveu, des cheveux

une main

une dent

une oreille

une tête

un oeil

un genou, des genoux

Wat is de juiste vertaling van "ik amuseer me"?

1. je m'amuse
2. je me amuse
3. je m'amus
4. je me amus

Wat is de juiste vertaling van "hij loopt"?

1. il cours
2. il couris
3. il courts
4. il court

Wat is de juiste vertaling van "jij staat stil"?

1. tu te arrêts
2. tu t'arrêts
3. tu t'arrêtes
4. tu te arrêtes

Wat is de juiste vertaling van "wij weten"?

1. nous savez
2. nous savions
3. nous saisons
4. nous savons

Wat is de juiste vertaling van "zij moeten niet"?

1. elle ne doit pas
2. elle ne dois pas
3. elles ne doivens pas
4. elles ne doivent pas

Wat is de juiste vertaling van "jullie plaatsen"?

1. vous vendrez
2. vous vendez
3. vous mettez
4. vous mettrez

Wat is de juiste vertaling van "hij heeft pijn"?

1. il as mal
2. il a mal
3. il es mal
4. il est mal

Fini!