In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Welkom
3 MAVO || 2024-2025
Hoofdstuk 7
De overheid voor ons allemaal
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Vorige les
Lesdoelen
Theorie
Aan de slag
Evaluatie
Slide 2 - Tekstslide
Leg uit wat het draagkrachtbeginsel inhoudt.
Slide 3 - Open vraag
Draagkrachtbeginsel
Bij de loon- en inkomstenbelasting past de overheid het draagkrachtbeginsel toe.
Iemand met een hoog inkomen betaalt in verhouding meer belasting dan iemand met een laag inkomen.
Als gevolg hiervan worden de verschillen tussen de netto-inkomens kleiner dan tussen de bruto-inkomens.
Slide 4 - Tekstslide
Profijtbeginsel
De overheid past soms het profijtbeginsel toe. Dat betekent dat je betaalt als je ergens gebruik van maakt.
Slide 5 - Tekstslide
Profijtbeginsel en autobezitters
Autorijders hebben op drie manieren te maken met het profijtbeginsel:
In de aanschafprijs zit een bedrag voor de bpm (belasting van personenauto's en motorrijwielen).
Voor het bezit van een auto betaal je motorrijtuigenbelasting.
Als je tankt, betaal je accijns en btw.
De overheid laat autobezitters veel belasting betalen, want voor hen worden dure wegen, viaducten en andere verkeersvoorzieningen aangelegd. En autorijden is schadelijk voor het milieu.
Slide 6 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van de les
Kun je beschrijven wat de rijksbegroting is
Kun je de gevolgen benoemen wanneer de overheid een begrotingstekort heeft
Slide 7 - Tekstslide
Miljoennnota
De rijksbegroting is een overzicht van alle inkomsten en uitgaven die de rijksoverheid in het komende jaar verwacht.
De miljoenennota is een toelichting op deze inkomsten en uitgaven.
De minister van Financiën presenteert elk jaar op de derde dinsdag van september (Prinsjesdag) de rijksbegroting aan de Tweede Kamer.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Belastingen
De belangrijkste inkomsten krijgt het Rijk door belastingen. Er zijn twee groepen:
Kostprijsverhogende belastingen
Belastingen op inkomen, winst en vermogen
Andere inkomsten van het Rijk zijn sociale premies en de niet-belastingontvangsten zoals winst uit staatsbedrijven en boetes.
Slide 10 - Tekstslide
Indirectie belastingen
Kostprijsverhogende belastingen zijn indirecte belastingen.
Bijvoorbeeld accijns en btw. Die zijn verwerkt in de prijs die je als consument betaalt aan de leverancier. Die draagt deze belasting af aan de overheid.
Je noemt ze indirecte belastingen omdat je ze via de leverancier aan de overheid betaalt.
Slide 11 - Tekstslide
Directe belastingen
Belastingen op inkomen, winst en vermogen zijn directe belastingen. Je betaalt ze rechtstreeks aan de overheid. Bijvoorbeeld inkomstenbelasting.
Als je in loondienst werkt, houdt je werkgever op jouw salaris loonbelasting in en maakt dat over aan de Belastingdienst.
Bv’s en nv’s betalen over hun winst vennootschapsbelasting.
Slide 12 - Tekstslide
Als de accijns en btw verhoogd wordt, dan is dit een verhoging van
A
Indirecte belastingen
B
directe belastingen
Slide 13 - Quizvraag
Wat betaal jij aan belastingen? Wat betaal jij aan de overheid? Zijn het directe of indirecte belastingen? Leg je antwoord uit
Slide 14 - Open vraag
Begrotingstekort
Als de overheid verwacht dat ze meer geld moet uitgeven dan dat er binnenkomt, is er een begrotingstekort.
Slide 15 - Tekstslide
Wat kun je doen als je geld tekort komt?
Slide 16 - Open vraag
De overheid kan dit tekort voorkomen door te bezuinigen, of door te zorgen voor extra inkomsten.
Kan de overheid een begrotingstekort niet voorkomen, dan moet de overheid geld lenen.
Slide 17 - Tekstslide
Staatsschuld
De staatsschuld is het totaal aan leningen dat de overheid op een bepaald moment heeft.
Doordat de overheid in alle jaren met een begrotingstekort geld heeft geleend, is een staatsschuld ontstaan.
Die schuld daalt als de overheid aflost op de leningen. Over de staatsschuld betaalt de overheid ieder jaar rente.
Slide 18 - Tekstslide
Aan de slag
Maken H7.4
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd
Slide 19 - Tekstslide
Kun je beschrijven wat de rijksbegroting is
Slide 20 - Open vraag
Kun je de gevolgen benoemen wanneer de overheid een begrotingstekort heeft
Slide 21 - Open vraag
Lesdoelen
Aan het einde van de les
Kun je beschrijven wat voor belastingen je als burger aan het Rijk betaalt
Slide 22 - Tekstslide
Wat zijn de grootste inkomstenposten van Nederland?
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Tekstslide
Belastingen
De belangrijkste inkomsten krijgt het Rijk door belastingen. Er zijn twee groepen:
Kostprijsverhogende belastingen
Belastingen op inkomen, winst en vermogen
Andere inkomsten van het Rijk zijn sociale premies en de niet-belastingontvangsten zoals winst uit staatsbedrijven en boetes.
Slide 25 - Tekstslide
Indirectie belastingen
Kostprijsverhogende belastingen zijn indirecte belastingen.
Bijvoorbeeld accijns en btw. Die zijn verwerkt in de prijs die je als consument betaalt aan de leverancier. Die draagt deze belasting af aan de overheid.
Je noemt ze indirecte belastingen omdat je ze via de leverancier aan de overheid betaalt.
Slide 26 - Tekstslide
Directe belastingen
Belastingen op inkomen, winst en vermogen zijn directe belastingen. Je betaalt ze rechtstreeks aan de overheid. Bijvoorbeeld inkomstenbelasting.
Als je in loondienst werkt, houdt je werkgever op jouw salaris loonbelasting in en maakt dat over aan de Belastingdienst.
Bv’s en nv’s betalen over hun winst vennootschapsbelasting.
Slide 27 - Tekstslide
Als de accijns en btw verhoogd wordt, dan is dit een verhoging van
A
Indirecte belastingen
B
directe belastingen
Slide 28 - Quizvraag
Wat betaal jij aan belastingen? Wat betaal jij aan de overheid? Zijn het directe of indirecte belastingen? Leg je antwoord uit
Slide 29 - Open vraag
Draagkrachtbeginsel
Bij de loon- en inkomstenbelasting past de overheid het draagkrachtbeginsel toe.
Iemand met een hoog inkomen betaalt in verhouding meer belasting dan iemand met een laag inkomen.
Als gevolg hiervan worden de verschillen tussen de netto-inkomens kleiner dan tussen de bruto-inkomens.
Slide 30 - Tekstslide
Profijtbeginsel
De overheid past soms het profijtbeginsel toe. Dat betekent dat je betaalt als je ergens gebruik van maakt.
Slide 31 - Tekstslide
Profijtbeginsel en autobezitters
Autorijders hebben op drie manieren te maken met het profijtbeginsel:
In de aanschafprijs zit een bedrag voor de bpm (belasting van personenauto's en motorrijwielen).
Voor het bezit van een auto betaal je motorrijtuigenbelasting.
Als je tankt, betaal je accijns en btw.
De overheid laat autobezitters veel belasting betalen, want voor hen worden dure wegen, viaducten en andere verkeersvoorzieningen aangelegd. En autorijden is schadelijk voor het milieu.